Wat bezielt
Door Thomas Möhlmann
‘Ik sta hier vanaf 1988, maar met die gedichten ben ik ongeveer twee jaar geleden begonnen. Het begon op een vrijdag op de bloemenveiling, met een miscommunicatie tussen mij en de veilingmeester over een aantal gladiolen. Ik wilde hooguit zes bakkies, voor vrijdag en zaterdag, maar ik kreeg er per ongeluk vierentwintig! Die moest ik kwijt zien te raken en daarom heb ik die dag de hele brug vol gezet met gladiolen, met een heel groot bord erbij: “Dames, ik heb de grootste van de buurt.” Ik kreeg de meest dubbelzinnige en onzinnige commentaren, maar 's avonds waren wel alle vierentwintig bakken gladiolen weg!’
Dus het begon met een succesvol geintje, maar hoe kwam het dat je overging op de dichtvorm, op rijm, ritme?
‘Toen bleek hoe goed het door die ene opmerking liep, wilde ik het nog wat aantrekkelijker en leesbaarder maken, alles een beetje rechttrekken in een a-a-b-b-a-systeem. Maar ik ben geen echte romantische poëet, het moet gericht blijven op de actualiteit.’
Waarom?
‘Zo krijg je meer aandacht en aanspraak dan als je alleen iets opschrijft in de trant van “ik hou van jou en blijf je trouw”. Nu blijven de mensen staan, nu kómen ze speciaal om te kijken wat ik deze week weer schrijf, zelfs van buiten de stad: uit Purmerend, Zwanenburg, de Bijlmer! Laatst stond ik zelfs in de Herald Tribune, met foto's en een gedicht erbij. Er zijn ook al eens mensen van sbs langsgeweest, van de radio, van de Playboy. Maar in de Playboy kwam ik uiteindelijk niet te staan, want ik suggereerde dat ze misschien toch meer hadden aan een bord met een naakt wijf, dan met een gedicht. Dat vonden ze zelf bij nader inzien blijkbaar ook... maar goed, er werd wel over gesproken, en dat is toch leuk. Je bent wel een soort spil in de buurt natuurlijk.’
En die mensen die wekelijks je gedicht komen lezen, die kopen dan natuurlijk ook meteen even een bloemetje?
‘Veel wel, ja. Sommigen komen aanrijden met de auto, blijven hier even op de brug staan, kijken het aan of maken een foto en rijden weer weg. Maar anderen komen op hun fietsje donderdagochtend, lezen dat gedichtje, halen een bloemetje en maken er een gebbetje over. Daar zitten ook een paar mooie fanatiekelingen tussen. Er was er één van dik in de negentig, echt een ouwe communist van vroeger. Die kwam iedere vrijdagmiddag over de kade aansukkelen, speciaal om mijn nieuwe gedicht te lezen, en dan stond hij hier voor de stal: “Jij en ik, jongen, wij gaan samen nog eens een politieke partij oprichten! De ptr, de Partij Tegen Rechts!” Geweldig, maar ik denk dat de goede man dood is, want ik heb hem nu al een maand of twee niet meer gezien.’
‘Zomers zit het hier vol met oude mensen, van dat bejaardencentrum hier achter. En als ik dan niet snel genoeg ben geweest, komen ze soms wel tien keer langslopen: “Hé, staat het er nog niet, heb je nog niks?” Dat zie je vandaag ook weer: het is nu donderdag, twee uur en er zijn al drie mensen komen mopperen dat mijn nieuwe gedicht er nog niet op staat!’
Reageren de mensen nooit negatief op wat je schrijft?
‘Nee, want ik probeer het altijd tweezijdig te houden. Ik moest bijvoorbeeld weinig hebben van Pim Fortuyn in de politiek, maar dat hij tenminste zijn bek open durfde te doen, dat vond ik wel weer goed. Ik heb altijd gezegd: laat Fortuyn maar vier jaar ágeren, maar niet regeren. Dat zette ik dan wel in een gedicht. En dat hij niet had hoeven sterven, dat heb ik óók in een gedicht gezet.’
Heb je nooit behoefte om over iets buiten de politieke actualiteit te schrijven?
‘Ik hou poëzie en privé strikt gescheiden. En de bloemen hou ik er meestal ook buiten. Ik denk namelijk dat dat heel snel zijn aantrekkingskracht verliest. Omdat je dan veertig, vijfenveertig weken per jaar toch altijd op dat zelfde bloemetje terecht komt, of het nou een tulp of een roos is.’
En heb je ooit overwogen iets anders dan alleen het bord buiten te gebruiken?
‘Ik heb wel eens zitten denken om ze in een lichtkrantje te brengen; in de tabakzaak van mijn vrouw hebben ze zo'n ding. Maar voor veel oude mensen gaat dat toch te snel, terwijl iedereen mijn bord gewoon in zijn eigen tempo kan lezen.’
En een bloemlezing?
‘Mensen vragen inderdaad wel eens of ik ze niet een jaartje kan opsparen om er een boekwerkje van te maken. Het zijn natuurlijk allemaal hele actuele dingen, dus als je dat bij elkaar zou doen, dan heb je wel een mooi jaaroverzicht.’
Zorgt die actualiteit er niet voor dat je vaak iets op het laatste moment weer moet herschrijven?
‘Als ik bijvoorbeeld gisteravond op tv heb gezien dat Balkenende premier is geworden en ik wil daar op inhaken, want ik vind het een eikel, en hij is vanmorgen om zeven uur overleden, dan is dat om half acht op het journaal, en ja: dan moet ik dus toch snel even wat veranderen... Dat is denk ik ook de kracht van het bord: dat het steeds bloedvers is, en dat ik me niet aan vaste partijen hoef te houden, maar er gewoon op schrijf wat ik kwijt wil.’
Lees je zelf ook veel gedichten van anderen?
‘Ik mag wel eens wat doorbladeren, maar eigenlijk ben ik helemaal niet zo'n fanatieke lezer. Ik ben meer een uittreksellezer, te ongedurig om een heel boek met gedichten te lezen. Dat zie je ook aan hoe ik schrijf: to the point, herkenbaar, niet uitdijen. Je kan wel hele bladen mooi vol schrijven, maar ik schrijf gewoon helder en kort in een paar regels op waar het om gaat, en niks meer dan dat.’
Wat vindt je vrouw er eigenlijk van?
‘Ze vindt me met een heleboel dingen vaak te hard van mening. Maar met wat ik schrijf, valt dat wel mee: dat pak ik meestal wel goed in. Ik denk dat ze wel wat gematigder is dan ik, maar als ze vanavond bijvoorbeeld mijn gedicht van vandaag leest, over Margarita en dat gedoe, dan heeft ze er geen enkel probleem mee, want dat vindt ze net zo. Je moet het gewoon altijd een beetje goed inpakken, als een boeketje.’
Foto: Gijs J. van der Hammen, 2003