[Recensies]
Jan Kuijper, Toe-eigeningen. Sonnetten en denkbeelden. 2e druk. Querido, Amsterdam, 2002. ISBN 90 214 7279 1. €14,95.
Door Erik Lindner
De bundel Toe-eigeningen van Jan Kuijper, waarvan kort achter elkaar twee drukken verschenen, is tot nu toe nagenoeg onbesproken. Dat is opvallend, want de zes eerdere bundels van deze zuinig publicerende dichter stonden de afgelopen drie decennia in het midden van de belangstelling. Of dit alleen aan de nieuwe bundel ligt is nog maar de vraag. Veel mensen die Jan Kuijper een belangrijk dichter noemden schrijven geen reguliere recensies meer, of hebben hun prioriteiten verlegd. De bundel is daarbij op het eerste gezicht dermate erudiet en gesloten, dat niemand er zich makkelijk aan zal wagen.
Zonde, want Toe-eigeningen is een van de meest paradoxale bundels die ik ooit heb ingekeken. De vaste sonnetten van Jan Kuijper en de conceptuele opzet van de bundel kunnen niet verhelpen dat elk gedicht haast uit zijn voegen barst en de spontaniteit uit de kieren van het sonnet dreigt te lekken. Spreekwoorden en uitdrukkingen worden verbasterd en verhaspeld. Het ritme verspringt in veel van de regels, de taal is uitermate lenig en op aangename wijze wordt iedere hoogdravendheid de kop in gedrukt. Al voor de cesuur, de breuk tussen de eerste acht en laatste zes regels, inzet, verandert de toon van het gedicht.
De bundel opent met drie tomben (grafschriften) van overleden dichters en eindigt met 28 albumbladen (denk aan het uitgeleende poesiealbum) voor levende dichters. In zijn eerdere bundels Bijbelplaatsen (1983), Tomben (1989) en Barbarismen (1992) baseerde Jan Kuijper zich op respectievelijk de Statenvertaling, de Nederlandse poëziegeschiedenis en dichters uit andere taalgebieden. Je zou denken dat we dichter bij huis zijn met albumbladen voor onder meer F. Harmsen van Beek, Leo Vroman, K. Schippers, Kees Ouwens, Willem van Toorn, Toon Tellegen, T. van Deel, Tonnus Oosterhoff en Charlotte Mutsaers. Maar niets is minder waar. De vraag is of de bron er eigenlijk toe doet. Jan Kuijper lijkt me niet iemand die met de pen in de aanslag leest en terugschrijft. Veeleer iemand die een wandeling maakt, contempleert en herleest, en met een bruikbare regel aan de haal gaat.
In het ‘Albumblad voor Gerrit Kouwenaar’ is het de openingsregel uit diens gedicht ‘De datum’ (uit Het ogenblik: terwijl) die het sonnet opent. Linke soep, want de vraag is of Kuijper een net zo'n scherp geslepen mes heeft klaarliggen om een tweede regel natuurlijk op die eerste te laten botsen. ‘Het is vandaag de datum, een heel jaar / geleden was het ook al haar feest’, luidt zijn versie. ‘Albumblad voor b. zwaal’ opent met de regels ‘Hermetische paden voor dove voeten / volg ik op de vleugelen van het gezang. / De tocht is altijd even kort of lang / de schoenen vliegen in paren of stoeten’. Los van het feit dat de openingsregels uit Zwaals bundel Dat vat stamt, herken ik middels het beeld van die schoenen meer bewegingen die overeenkomen met de verzelfstandigde intimeiten in het werk van Ben Zwaal. Maar zegt dat iets? Bij Kuijper heet een wolkje, net voor de cesuur, ‘pang’.
De tombe van lucebert
boeroebaedoer, je leende vrije voeten
al lagen al je handen in je schoot.
Het dansen naar het niets en naar de dood
zal thans onze afgemeten pas ontmoeten
en versteld doen staan - ons misbaar is groot.
Er is zonder de tucht van heilig moeten
geen sprake meer van koene-kranenstoeten:
een mars van kraaien, scharrelend om brood...
gij letterdames en gij letterheren,
gij redt het niet op stenen en op ijs,
keer naar uw kooien met uw doffe veren,
wie wacht tot hij uitvalt is al te wijs -
zoete boeroeboedoer, terug te keren
als helle vogel van het paradijs -
Tussen de tomben en albumbladen staat een kleine reeks ‘denkbeelden’. Onder die titel bracht Kuijper eerder 574 aantekeningen en mini-essays uit. De nieuwe reeks begint met aforismen van Jean Anthelme Brillat-Savarin. Zo blijkt dat aan deze Franse advocaat, politicus en gastronoom de uitspraak ‘je bent wat je eet’ valt toe te schrijven. (Niet te verwarren met ‘Je eet wat je bent’ van de latere negentiende-eeuwer Feuerbach.) Jan Kuijper volgt de twintig citaten met denkbeeld 575 tot en met 613, waarin hij de kaas en de wijn, de seksualiteit en de literatuur en de kindertekeningen van zijn dochter behandelt. Apart genomen doen bepaalde van deze wijsheden (nr. 586: ‘Een gentleman gebruikt een condoom als hij zich aftrekt’) denken aan wandtegeltjes in een morsig café waarvan de clientèle het al jaren laat afweten. Maar net als de sonnetten zijn de denkbeelden niet wat ze lijken. In de opeenvolging maakt hun oubolligheid plaats voor nuance en vertwijfeling. Jan Kuijper blaast de stelligheid van het aforisme omver, niet alleen doordat ze elkaar tegenspreken, vooral omdat hun waarheden gaan wankelen.
Tomben, denkbeelden, albumbladen. Als er één constante invloed is op het werk van Jan Kuijper, is het die van Mallarmé. De symbolist Mallarmé gaf een sonnet de naam ‘Sonnet’, net zoals Kuijpers sonnettendebuut uit 1973 Sonnetten heet. Mallarmé schreef beroemd geworden tomben voor Edgar Poe, Charles Baudelaire en Paul Verlaine. Hoezeer Jan Kuijper ook in ‘De tombe van Mallarmé’ stelt dat er voor een katholiek en protestant getweeën geen zaligheid is - hij spreekt erin wel degelijk van een dubbelgraf. En dan staat er ook nog in Paul Claes' vertaling van Mallarmé De middag van een faun een sonnet getiteld ‘Albumblad’. Is dat erg? De opvatting van Mallarmé dat alles op de wereld bestaat om in een boek te eindigen, heeft in Frankrijk veelvuldig geleid tot ontsporende gedachten over het al of niet bestaan van die werkelijkheid. Terwijl je die opvatting ook kan lezen als aansporing om te schrijven. En dat is wat Jan Kuijper doet. Dat hij er met zijn ‘toe-eigeningen’ in slaagt zoiets eigens als een dichtbundel te maken, mag een godswonder heten. De titel kan in een verouderde betekenis gelezen worden als opdracht voorin in een boek. Dat de hedendaagse Nederlandse poëzie tamelijk veelzijdig en eigenzinnig is, valt mede toe te schrijven aan Jan Kuijper.