Tijd- en strijdschriften III
Door Thomas Vaessens
Aan de scholieren
Onlangs stond in de Volkskrant dat de leraren Nederlands zeer ontevreden zijn over jullie literatuurlijsten. Jullie zouden de ‘grote schrijvers’ niet meer willen lezen en massaal kiezen voor jongere auteurs die schrijven over dingen die jullie meer aanspreken dan de vorige-eeuwse problematiek van Hermans, Haasse of Wolkers. Dat was natuurlijk geen nieuws. Het zou me wat worden, als jullie je opeens massaal zouden neerleggen bij de voorkeuren van de grijzende dames en heren voor de klas. Een nieuwe generatie wil een nieuw geluid en ook jullie vinden dat alles anders moet - groot gelijk.
Toch vielen mij twee dingen op aan het krantenbericht. In de eerste plaats staan er op het lijstje met jullie favorieten louter auteurs die zich op geen enkele manier kritisch verhouden tot de wereld zoals jullie leraren zich die voorstellen (aan het werk van niets-aan-de-hand-schrijvers als Giphart, Keuls of De Loo is voor de gezeten burger in de verste verte niets verontrustends te ontdekken), en in de tweede plaats: de dichters schijnen helemaal uit jullie blikveld verdwenen te zijn, waarschijnlijk omdat ook jullie docenten met geen woord reppen van de poëzie: in hun lijstje komt geen enkele dichter voor.
Ik zal jullie een geheim vertellen. Jullie docenten houden helemaal niet van poëzie. Poëzie is namelijk gevaarlijk. Niets zo hinderlijk voor een leraar als een goed gedicht dat hij niet begrijpt. Het werkt ontregelend, schept verwarring in zijn orde. Droom je van een wereld die anders is dan die van je leraar, je ouders of je tante: zeg ze dat je gedichten leest en ze worden bang voor je.
Wat de leraren op school om begrijpelijke redenen achterwege laten, dat doen de literaire tijdschriften: zij brengen je in contact met de levende poëzie. Het tijdschrift De revisor, bijvoorbeeld. Een paar nummers geleden storen de redacteuren zich er terecht aan de volkswijsheid die zegt dat er nooit iets gebeurt in de Nederlandse literatuur. ‘Pak aan’, schrijven zij, ‘hier heeft u een nummer barstensvol nieuwe schrijvers’. Inderdaad veel jonge poëzie in De Revisor. Interessant zijn in deze jaargang bijvoorbeeld Susanne Metaal, Joep Kuiper en natuurlijk de terecht als ‘fonkelnieuw’ aangekondigde Tonnus Oosterhoff. Zijn gedicht in het februari-nummer mag dan een onderwerp hebben dat jullie misschien niet direct aanspreekt (een bezoek aan de poli urologie is misschien meer iets voor jullie leraar), maar ‘onderwerpen’ doen er niet altijd toe bij deze dichter die humor heeft en kan toveren met taal. Goed zijn ook de rondborstige gedichten van Lodewijk van Oord in het laatste nummer. In één ervan gaat Van Oord een literair steekspel aan met Revisor-redacteur Ilja Leonard Pfeijffer, die zelf ook ruim vertegenwoordigd is in zijn eigen tijdschrift (laat zijn gedicht ‘Aan de teleurgestelde leerkrachten’ eens slingeren in de klas!).
Of probeer eens een nummer van het Vlaamse tijdschrift Revolver te bemachtigen. Je moet er even naar zoeken, want lang niet elke boekhandel heeft het voorradig, maar áls je het vindt, dan heb je ook wat. In Revolver wordt vaak erg goede poëzie gepubliceerd waar soms nog niemand van gehoord heeft. In het laatste (september-)nummer staan onder het kopje ‘Vijf Nederlandse dichters’ een heleboel gedichten, zoals een aantal heel gekke van Maarten Doorman en bekoorlijke van Hagar Peeters. Ook Arjen Duinker draagt bij met ‘Vijf naakten en vijf met kleren aan’.
Als je van je leraar poëzie moet lezen die hem wél bekend is, kijk dan eens naar het werk van Kees Ouwens. Dat is schitterend. In het septembernummer van Tirade reageert een aantal dichters op zijn pas verschenen verzamelde gedichten. Het mooist is de ‘Ode aan Ouwens' waarin Erik Menkveld op drie prachtige bladzijden laat zien hoe Ouwens' poëzie zijn manier van zien voorgoed veranderd heeft. In een korte toelichting bij zijn ode toont Menkveld bovendien nog even terloops hoe enthousiasmerend over poëzie zou kunnen worden verteld, bijvoorbeeld in de klas. Hij memoreert de soms agressieve reacties op Ouwens' poëzie: ze zou onbegrijpelijk zijn, wartaal, een kwelling om te lezen. Menkveld weet wel beter.
Jullie kennen de lichte paniek in de ogen van je leraar als hij probeert te volgen wat jij allemaal met de computer doet. Leg hem eens een gedicht voor, en je zult wanhoop zien. Probeer het maar eens.