Rogi Wieg (1962) publiceerde zeven dichtbundels. Zijn tweede bundel, Toverdraad van dagverdrijf, werd bekroond met de Van der Hoogtprijs 1987. Na acht jaar stilte verscheen in 2000 zijn tot nu toe laatste bundel Het boek van de beminnelijkheid. In 1999 begon Wieg te schilderen en te tekenen. Afbeeldingen van zijn schilderijen verschenen inmiddels in diverse bladen. Hij is bezig een expositie voor te bereiden. Eind 2003 verschijnt zijn boek De Ander bij uitgeverij De Arbeiderspers, met daarin dertig gedichten en dertig in kleur afgebeelde schilderijen van zijn hand.
Zonder twijfel
Voor Hannah
Eerst vond men het wiel uit en toen het zwaard van Damocles,
en de hoed en de appel van het kwaad tot erger, en daarna
kwam de punt van het genoemde zwaard naar binnen door
mijn schedeldak: ik trouwde. De wereld is techniek, het trouwen
is belofte, zo had het moeten zijn, maar zo was het niet.
Opstaan, liefhebben, nachtrust, het werd een wiel
dat het oude zwaard liet zakken, dieper, diepst, tot in het hart.
Waarom heb ik je gemaakt? Waarom me niet omgekeerd en weggelopen?
Er zit soms diepte in de wereld van de vlakte, lijnen die elkaar
kruisen op een snijpunt, zwart dat lichter wordt en afneemt
naar het wit. Noem het perspectief, of bedrog, een valse
belofte, of techniek. Maar jij bestaat. Jij, zonder twijfel.
Rogi Wieg, Regen, gemengde techniek, 2002
Regen
Voor Hannah
Laten we het eenvoudig houden; de schepping is
eenvoudiger dan de werking van ons brein.
Ik had eens een dochter, zo klein als een bloemknop,
een stukje krijt, ik had haar welgeteld misschien twintig uur.
Nog geen dag, maar het was voldoende om een denkbeeld
op te bouwen, een denkbeeld in een lange jas, dat me volgt,
of voor me uitloopt in de vroege, natte uren van de morgen.
Ik moet weer dichten over koude blokken lucht,
uitgehuild, als ogen na hun regenbui. Want als ik alle ruis
weghaal, blijft een windvlaag over, of een stilstaande wolk,
iets, of zoiets, eenvoudig: de schepping die mijn dochter
uit zal laten groeien van een bloemknop tot meer flora.
Zij zal worden voltooid zonder mij, nee, er is geen voltooiing
zolang er tijd is en er is nog tijd. Twintig uur hebben mij de keel
afgesneden, maar mijn naar adem snakkende luchtpijp is maar
een regenpijp waardoor soms tranen in de richting van de aarde stromen.
En mijn brein? Het denkt en leeft en jammert vaak, want niet ik
maar de lange jas hangt kletsnat om te drogen aan de kapstok.
Rogi Wieg, Zonder twijfel, gemengde techniek, 2002