Bombastisch
Ook al voert hij zijn erenaam al lang niet meer, H.H. ter Balkt maakt sinds zijn debuut in 1969 tot op de dag van vandaag alles waar wat die naam voorzegt. Voor fijnslijperij en geneuzel over de kracht van beperking en de schoonheid van het kleine ben je bij hem mooi aan het verkeerde adres. Bombast zul je krijgen en het zal met emmers over je worden uitgestort. Hij is wars van pretentieus vertoon van geleerdheid. Zijn gedichten stinken naar boerenerven en de stumpers die daar hun uitzichtloze dagen doorploeteren. Hij balkt met de urgentie van een profeet. Ook al verstaan wij zijn boodschap niet, in elk geval raken wij ervan doordrongen tot in onze botten dat de boodschap die hij ons brengt ontzettend belangrijk moet zijn. Onontkoombaar is zijn nors geluid. Ik heb hem een keer horen voorlezen in Nijmegen. Toen hij het woord kreeg, rees hij op van zijn klapstoeltje, een gestalte, een man met imposante oerkracht, die gebukt ging en wankelend het spreekgestoelte beklom. Hij frummelde met papieren en een leesbril. Zijn handen waren veel te groot voor andere voorwerpen dan dorsvlegels of ploegscharen.
Bovendien was het licht niet goed. Met een knullig en groots gebaar wierp hij zijn leesbril over zijn schouder en zei met een stem die uit vorige eeuwen leek op te klinken: ‘Jij dient mij niet langer, vriend!’ Vervolgens begon hij een gedicht voor te lezen. Het heette ‘Slechte knechten’. Het was een lang gedicht waarin zich in de taal van drek en aarde een landman woedend maakt over zijn gebrekkige knechten, altijd gebrand op langslapen, luiaards verspreid op zijn erf, lummelaars en slampampers, krom volk, dat hem heeft geruïneerd. En deze feodale aanklacht werd over ons uitgestort door een stem die klagend orgelde van onontkoombare norsheid, woede en urgentie. Bravo, zei ik, dit is poëzie en zo moet poëzie zijn. Krachtig en ontroerend, bars en bombastisch, nors en aards. Hier staat een profeet (toen ik het gedicht later thuis overlas, zag ik dat die slechte knechten metaforen zijn voor de gebrekkige lichaamsdelen van de dichter; dat was mij bij de voordracht helemaal ontgaan, ik dacht dat het over echte knechten ging die echt rondlummelen op het erf van H.H. ter Balkt en zijn kapitaal verkwanselen; maar dat maakte het gedicht er niet minder om; zo zie je maar, waar gedichten over gaan is nooit belangrijk, zeker bij goede gedichten niet, want goede gedichten gaan altijd over klanken die je met je kloten hoort en vermoedens die je bang maken en je doen wakker schrikken in je slaap).