Rob Schouten
In de dagen van olim, toen Poetry International nog in De Doelen was gehuisvest en het jaarlijkse festival plaatsvond in een van de zalen aldaar, moest je om naar de dichters te luisteren een glazen ingang door waardoor je makkelijk naar binnen maar vervolgens moeilijk weer naar buiten kon. Eigenlijk was het een soort val: eenmaal binnengelokt moest je ook binnen blijven. Wie tijdens het optreden van de beroemdste dichter van Guinee-Bissau of een ex-gevangene uit de Kaukasus opeens genoeg had van poëzie en snakte naar de buitenwereld, moest zich maar zien te verbijten.
Wilde je desondanks opstaan en weg dan werd je door iedereen gezien en als een brute barbaar ontmaskerd; het toegangsdeurtje knarste nogal en het was duidelijk dat je het aandachtige gezelschap geweldig stoorde met je gebanjer door de porceleinkast. Ik herinner me dat ik zelf, moe van het captive audience zijn, weleens naar buitenglipte en dan maar zonder aandrang eerst naarde toiletten toog, om als het ware toch een geldig excuus voor het eclipseren te hebben. Ook poëzieliefhebbers kunnen soms een steile, intimiderende gemeente vormen.
Voor de gemiddelde bezoeker is zo'n constructie misschien zo gek nog niet, men heeft er tenslotte voor betaald en dan doet het goed om de deuren achter je te horen sluiten en de rest van de wereld buiten te laten staan, maar voor dichters is het vreselijk. Die kunnen er namelijk helemaal niet tegen om andere dichters te moeten aanhoren. Hoogstens lezen ze in een verloren uurtje hoe iemand anders het ervan afbrengt maar om die ander met wie weet geweldig charisma en al ook nog te moeten zien optreden is te veel gevergd van het jaloerse gemoed. Daarom moeten dichters voortdurend in en uit kunnen lopen bij het optreden van collega's, ten einde elke schijn te vermijden dat ze er nog wat van kunnen opsteken. Ook andere kunstenaars hebben daar trouwens last van. Karel wil niet met zijn houten mobiles naast de plastic objecten van Piet hangen omdat die zijn werk overschaduwen. Goethe negeerde Schubert omdat die hem naar de kroon stak.
De dichter Gerrit Achterberg (samen met Jan Hanlo verantwoordelijk voor een mooie hoeveelheid obsessies in de Nederlandse dichtkunst) kon eens een bepaald landschap niet langer aanzien omdat andere dichters er ook wel van zouden profiteren. Artistieke afgunst is niet een van de zeldzaamste affecten. Daarom is het voor de gemoedsrust van de dichter cruciaal dat hij zich aan het gehoor kan onttrekken en weer alleen raken met zijn eigen gedachten. Op de huidige locatie van Poetry International in de Rotterdamse Schouwburg kan hij dan ook rustig en ongemerkt in en uit lopen, zoals ook de Nacht van de Poëzie hem de kans geeft even zijn oor te luisteren te leggen in de zaal om dan vervolgens weer schielijk naar de artiestenfoyer terug te keren, waar niemand leest, voorleest of met poëzie bezig is. Het ergste wat je een dichter die bij je optreedt kunt aandoen is hem op het podium vastspijkeren terwijl er een andere dichter voorleest, of voorin de zaal een stoel voor hem te reserveren waar hij niet vanaf kan. Daarom, laat hem vrijelijk rondlopen en koopt uitsluitend scharrelpoëzie!