Tijd- en strijdschriften
Thomas Vaessens
De Revisor, Tirade, DWB, De Gids, Raster - ons kleine taalgebied heeft relatief veel traditierijke literaire tijdschriften.
Kennelijk hebben de winstbeluste managers aan wie de boekenwereld is uitgeleverd niet kunnen verhinderen dat de zichzelf serieus nemende uitgever blijft hechten aan zijn blaadje, ook al is er geen bal mee te verdienen. Hulde voor de uitgevers, dus, want het literaire tijdschrift verdient het verdedigd te worden, daarover is iedereen het eens. Toch verging de wereld niet toen het vooraanstaande Maatstaf twee jaar geleden ter ziele ging. Het gebrek aan heftige protesten zou wel eens te wijten kunnen zijn aan het feit dat de gedupeerde Maatstaf-lezer er al snel achter kwam dat hij eigenlijk helemaal niet zo verschrikkelijk gedupeerd was. Wanneer hij zich abonneerde op een van de andere tijdschriften kon hij namelijk constateren dat daarin dezelfde dichters en schrijvers publiceren als in zijn voormalig lijfblad...
De ‘grote’ literaire tijdschriften lijken, wat poëzie betreft, allemaal nogal op elkaar. Klaarblijkelijk hanteren de redacties vooral het ogenschijnlijk neutrale criterium van kwaliteit: wat ‘goed’ is, wordt geplaatst, ongeacht de school of richting waartoe de inzending behoort. Of je dat nou jammer vindt of niet: de redacties zijn niet (meer) met elkaar in een richtingenstrijd verwikkeld. Dit betekent natuurlijk niet dat ze er allemaal even goed in slagen de vijver van de ‘kwaliteits-poëzie’ leeg te vissen, of dat alle bladen met evenveel zorg worden gemaakt. Voor mij scoort op deze twee punten Tirade de laatste tijd erg goed. De redactie maakt een tijdschrift zonder poespas, en dat geldt ook voor de fraaie vormgeving.
Hoewel ook Tirade zich niet strijdbaar opstelt tegen ‘de anderen’ zou je de verschillende hoogwaardige poëziebijdragen in het blad kunnen samenbrengen onder de noemer van het taalplezier. Vielen mij in vorige nummers van deze jaargang vooral Tonnus Oosterhoff en Toon Tellegen op, in het laatste nummer (december 2001) staat prachtig werk van Robert Anker (gedichten die klassiek lijken, maar speels zijn en alleszins van deze tijd), van Eva Gerlach en een nieuwe ‘Anticanto’ van H.H. ter Balkt. Het borrelt en orakelt weer ouderwets duizelingwekkend bij de oude meester: heerlijke taal.
Voor wie het vervelend vindt dat de redactie van Tirade met het samenbrengen van de genoemde dichters geen duidelijk gezicht toont, worden er ook heel andere bladen gemaakt. Waar Tirade een echt tijdschrift is, daar is bijvoorbeeld het Vlaamse Yang eerder een strijdschrift dat als missie heeft om de boel eens flink op te schudden in de literatuur. Enkele jaren geleden was Yang het podium van de hemelbestormende Dirk van Bastelaere, maar inmiddels zit er een nieuwe, jonge redactie die bezig is haar eigen, onafhankelijke koers te bepalen en die duidelijke keuzes maakt, getuige onder meer een principieel stuk ‘Over poëzie en werkelijkheid’ van redacteur Geert Buelens in het eerste nummer van deze jaargang. Deze redactie gelooft niet zo in de schijn van objectiviteit en onpartijdigheid en daarom maakt zij haar voorkeuren expliciet. Naast poëzie dus veel essays over poëzie in dit blad. In het laatste nummer (oktober 2001) bijvoorbeeld een mooi ‘dossier’ rondom Nachoem Wijnberg met gedichten, een interview en een gedegen beschouwing. In Yang gebeurt iets.