De insektooloog in bed
Hij had veel interesse voor dieren. Voor insekten vooral. Hij ving ze onder glazen stolpen en prikte ze dan met liefderijke zorgen op. Soorten, waarvan hij in zijn versameling reeds een exemplaar bezat, liet hij ongemoeid zich beweegen en ging dan zorgvuldig hun leefwijze na. Zijn weederwaardigheeden vulden reeds veele foolianten.
Na een avond waarop hij zijn krachten had uitgeput in een opstel oover sexueele afwijkingen bij een kreekel-paar, door hem geobserveerd, begaf hij zich vermoeid naar bed. Toen zijn beenen waren geschooven tusschen de koele, witte lakens en hij aan het schakelaar-koord wilde trekken, zag hij op het behangsel, vlak bij hem, een mug.
Als het licht met een knip uit zou gaan, zou de mug dan schrikken? Niet van het kleine geluid; dat wist hij. Maar van het plotseling bespringende duister?
Hij wilde beproeven. Maar als het licht uit zou zijn zou hij niets kunnen konstateeren. Een zaklantaarn er bij? Maar dan zou het plotseling kontrast zijn te niet gedaan. Weer strekte hij de hand naar het koordje. Maar dat gaf toch niet? Hij zou immers toch niets kunnen zien.
Staak-recht bleef hij zitten in bed en keek naar de mug.
Het zou moogelijk zijn dat deeze mug niet schrikken zou. Maar was dat dan een bewijs? Het kon zijn dat deeze mug, door langdurig verblijf in de menschelijke wooning, aan dit kontrast gewend was. Maar dan leeverde het niet-schrikken van deeze eene mug nog geen bewijs voor b.v. een mug die steeds en uitsluitend in de vrije natuur geleefd had; laat staan voor alle insekten. Hij moest deeze proef met meerdere muggen; met zeer veele muggen; met zeer veele soorten insekten neemen en met veele exemplaren van iedere soort. Maar hoe! Maar hoe!
Zijn hand bleef aarzelen bij het kwastje van het koord.
Die nacht strekte 40 maal een zelfde hand naar het koordje. Het licht bleef branden, tot bij het eerste daglicht de geleerde, verstijfd van koude en roerloosheid, uit het bed gleed.
De mug, door slaap verkwikt, vloog zoemende door de kamer.
W.N. Dinger.