las hij, dat was duizend. Hij had er niet duizend noodig, hij had er één noodig, nog één. ‘Mille’ in roode letters, neon-buizen, neon, krypton, xenon, argon, ozon, dat waren de edelgassen. Ozon niet, dat was O3, na onweer. Argon was ook geen edelgas. As, was de chemische verkorting er voor, waarom As, waarom niet Ar, of was het Ar? En was As dan Arseen?
Argon had iets met stikstof te doen. Arseen en stikstof: onaangename woorden.
Bruno keerde zich om, hij voelde een hand op zijn schouder. Onverschillig liet hij de revolver vallen. Nu of later; was hij verachtelijk in zijn oogen? Nu niet. Voor vijf minuten wel, als hij zich dit had voorgesteld; nu ook? Plotseling was het alsof zijn gezichtsveld in sectoren verdeeld werd, zijn oogen, hij had niet blind willen worden, hij pakte den man vast, die naast hem stond, voelde een koperen knoop, politie. Och, ja, morgen, morgen, où sont les neiges d'antan? Bêtise om daar nu aan te denken, hoe kwam hij daar aan? Erna had het nooit gezegd. De sectoren kregen zwarte randen, werden kleiner, nu gingen ze op en neer, draaien, het was niet draaien, evenwijdig met zichzelf verplaatsen, toch draaien, maar waarom?... hoe?...
R. Blijstra.