Arsenaal. Jaargang 6(1950)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gebed voor de biecht Weer sta ik voor U, God, met duistre handen, gebroken door het lokken van de monden, door zondigheid naar Uw gezant gezonden, terwijl mijn leden huiveren en branden. Wrakken zijn wij als wij bij U belanden, bij U in Wie de trouwe tranen monden. Streel onze wangen, lenig onze wonden en red de hoop der ver van U gestranden. Zegen ons, Heer, zegen Uw welbeminden en laat ons de standvastigheid hervinden in de genaadge dalen van de dag. Wij rouwen thans die ruw en rusteloos renden rond donkre vijvers en zoeken de lach der eindelijk in heiligheid herkenden. Valère Coopmans Vorige Volgende