Arsenaal. Jaargang 6(1950)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De balzaal na het bal De balzaal na het bal blijkt schandelijk beschonken, haar wankle wanden zijn beneveld en besmet, de laatste glazen staan gedrumd en ongedronken of liggen op de grond en schenden het parket. De stoelen tuimlen en de zwaar beladen tafels, druipend van bier en wijn, likeur en lekkernij, zwijmlen erbarmelijk. Op dronken marmerbladen zwemmen sigaren in een walgelijke brij. Een zure bierlucht vult dit hol en in de hoeken, waar duistre dansers een heet lijf hebben omkneld, lopen wat schimmen naar hun evenwicht te zoeken als gore spoken, ziek van zwaaien en gezwelg. Tegen de buitenmuur hokt killig in haar lompen en bleke bedelvrouw. Ze wiegt haar witte kind, kauwt mat en moedeloos op afgestane hompen en om haar grijze hoofd speelt stil de morgenwind. Valère Coopmans. Vorige Volgende