Arsenaal. Jaargang 6(1950)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Jan van den Weghe Nacht De nacht kent geen erbarmen en bitter is de wijn. O vrouw, laat me in uw armen de minnaar zijn. Ik zie uw lippen beven en weet uw schoot bereid, waarin ik driest mijn leven te grabbel smijt. Maar morgen zal ik vloeken en wee van hondse spijt zoek ik in oude boeken vergetelheid. Zo dwaal ik door de dagen en breek met zere spot de zweep, die mij wou jagen naar God. De nacht kent geen erbarmen, de nacht is goed. Ik sidder in uw armen en boet..... [pagina 35] [p. 35] Herfstmorgen Een witte maanscherf, regenvlagen en wind, die door 't geboomte spookt. Komt nu het einde van de dagen? - Voorbij de lage spoordijk smookt een zieke zon. Is dit de morgen, die vroeger in een zee van licht een balsem was voor alle zorgen en heerlijk als Gods aangezicht? De Herfst is mij een pijn van schade om alles, wat verloren ging, maar liever dan de liefste daden - o lief - is mij herinnering. Vorige Volgende