Arsenaal. Jaargang 6
(1950)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Nota's bij het werk van Luc PeireZelden hebben wij de laatste jaren te Brussel een zo merkwaardige tentoonstelling van een jongere gezien als die van de Westvlaamse schilder Luc PeireGa naar eindnoot(1), thans te Knokke-aan-Zee, in een van de schilderachtigste en rustigste hoeken van het land, gevestigd. Reeds de eerste oogopslag op zijn werk, dat van het obscure naar het zonnige evolueerde, stemt sympathiek. Men voelt zich onder de indruk van de kleurenweelde, zo verscheiden en allesbehalve vulgair, dat men er vrij lang verwijlt vooraleer elk werk afzonderlijk te bezichtigen. Achteraf valt het op, dat Peire's interesse voor de verschillende facetten van het leven bijna wiskundig evenredig werd verdeeld. Onder een tachtigtal werken, waaronder verscheidene van groot formaat, treffen wij zowel portretten, stilleven, interorieus als landschappen en strand- en zeegezichten aan, die zich onderscheiden door hun soberheid en poëtische charme. Snobisten echter, die er op uit zijn te bluffen met buitenissigheden - die ze wellicht evenmin begrijpen als de in verwarring gebrachte toeschouwers - zullen dergelijk werk, dat alleen eerlijk en gezond wil zijn, achteloos voorbijlopen; want zoals op een rundertentoonstelling mag men, naar een aphorisme van Alfred Stevens, verwachten, dat het publiek bij voorkeur zal stilstaan bij het ‘Kalf met vijf poten.’Ga naar eindnoot(2) Immers, Peire is geen navolger van de latere extravagante Picasso, noch van Paul Klee en andere cabinetschilders.Ga naar eindnoot(3) Hij teert niet op het expressionisme, maar vond een eigen toon, een eigen stijl. Geen geweld, geen oerkracht zoals bij Permeke en anderdeels ook geen stilstand of vervlakking zoals bij schilders, die van hun atelier een fabriek hebben gemaakt. In het werk van Peire treft niet alleen de schilder, maar ook de mens. Men voelt, dat Peire slechts schilderde uit innerlijke noodwendigheid, als het ware verliefd op zijn onderwerpen en de natuur, zoals hij ze zag, aanvoelde en ze ten slotte volgens eigen temperament herschiep. De schilder liet zich blijkbaar evenmin beïnvloeden door de ontreddering van deze tijd, waarin onrust en vertwijfeling, ontstaan door de botsing van twee tegenover elkaar staande geestesstromingen, de gemoederen in beroering brengen; maar schijnt zich afzijdig te houden, ingekeerd en alleen begaan met de schoonheid en zijn werk. Vandaar ook dat Peire's werk uitmunt door atmosfeer, frisheid en spontaneïteit. De jonge Peire, somber en desolaat in zijn vroeger werk, reisde naar het Zuiden. Hij bezocht Frankrijk en Italië, daar ontdekte hij evenals Van Gogh het diaphane licht. Ook in zijn Vlaamse landschappen, soms ietwat te hard belicht, speelt dit | |
[pagina 31]
| |
licht een overwegende rol. Sommige stellen onmetelijke velden voor, bijna gans verlaten door mens en dier, sober, bijna naakt in hun voorstelling en toch levendig en warm van toon. Met één geel vlak, en korenakker, bereikt de schilder verbazende effecten, zoals wij die indrukken opdoen bij Streuvels en in Van Langendonck's versregel: ‘de golvende zangen van 't ruischende koren’. Anderdeels vermeit Peire zich in het Brugse Vrije, waar hij als het ware de schoonheid ondergaat van de kanalen, de wijduitgestrekte landerijen en de vlakke meersen. Niet minder typisch en rijk aan stemming zijn de dorpsgezichten in Frankrijk: slechts enkele figuren - ondergeschikt aan het complex - een kerktoren, een pleintje, nauwe straten en ouderwetse huizen, schitterend onder een zuiderse hemel. Even sober en warm van kleur zijn de stillevens. Ook hier wist Peire met een minimum van middelen een maximum van expressie te bereiken. Slechts enkele voorwerpen werden bijeengebracht, alsof de schilder er zich van bewust was dat degene, die zijn doeken overlaadt en te veel aandacht aan het detail besteedt, zijn doel voorbij streeft. In dit genre vielen o.m. op: enige vruchten, forsig en handig geborsteld, op een effen vlak; enkele flessen op een okere achtergrond, een blauw-wit geruit kleed op een rode tafel; kortom de meest eenvoudige, stille voorwerpen, waarin de schilder de ziel der dingen aanroerde. Voornoemde zin voor soberheid, levendig coloriet en harmonie tussen inhoud en vorm, valt evenzeer te bespeuren in de strand- en zeegezichten, o.i. de beste uit de ganse verzameling. Nergens concentreert Peire hier een groep mensen. Men treft de mens slechts sporadisch aan, wel hier en daar een badkarretje, een ezel of een sloep, maar overal de zee, waarvan de eenzaamheid en de onmetelijkheid domineren, indrukwekkend en geheimzinnig als de zee zelf. Minder geslaagd lijken ons sommige portretten, met uitzondering van het zelfportret, de weduwe en de figuren - de liefhebbers en de schilder - in het atelier. Wij deden de indruk op, dat het groeiproces van deze scheppingen nog niet voltrokken was vooraleer de schilder zich aan het uitbeelden begaf. Het minst bevalt ons een schilderij van groot formaat, waarop een vrouw in een boomgaard afgebeeld werd; al blijkt de schilder het onder zijn beste werken te rekenen, vermits hij het op de meest opvallende plaats tentoon stelde. De figuur - een naakte vrouw - komt ons te geforceerd en te levenloos voor, terwijl de kleuren (een te lijkkleurige tint en te zwarte schaduwen op de figuur evenals een te romatisch groen op de achtergrond) eerder flets en anemiek, te weinig zelfzeker, aandoen. In doeken als ‘Het publiek’, ‘Concert’, ‘Interieur met figuur’ en ‘Hotelkamer’ hervat de schilder zich echter, hier slaat hij een juiste toets aan | |
[pagina 32]
| |
en bereikt hij een stemmig accoord. Ten slotte zijn er nog een tiental tekeningen verzameld, meestal figuren van klein formaat, waarin men de kloeke en toch lenige trek van de artist kan onderkennen. Misschien zullen sommigen Peire een te kort aan ‘brains’ en ethiek aanwrijven. Louter hersenwerk hoeft men trouwens bij een natuurtalent als dit van Peire niet te zoeken. Peire schildert alleen zoals het in zijn aard ligt. Blijkbaar kent hij zichzelf voldoende om op eigen terrein te blijven. Dit terrein is echter niet beperkt en zijn werk is reeds meer dan een belofte. Hier spreekt de mens, die ‘wars is van alle praal’ en alleen de schoonheid oproept, het eenvoudige, het stillere, het intieme en de vreugde om de schoonheid. Peire hoeft niet te betogen, geen levensleer te prediken; wie dieper ziet zal in zijn werk, dat allesbehalve ijl en fatterig is, het getuigenis vinden van de mens, die alleen met rust wenst gelaten te worden en voort wil werken, met de jaren verdiepend en menselijker wordend. En dit is wijsheid, een boodschap op zichzelf, waardevoller dan tam-tam en geschreeuw.
Remi Boeckaert. |
|