Arsenaal. Jaargang 5(1949)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Akte van Berouw Het spijt me vrouw, gij die de hoogste vlammen vraagt dat ik slechts asse geven kan die na bleef branden, o vrouw, gij die onder uw kleed uw giften draagt en ik die niets kan geven dan mijn klamme handen. Ik heb u nooit genoeg geprezen of bemind, ik heb mij nooit genoeg gespiegeld in uw ogen, ik was de bedelaar, de zondaar en het kind en elke nacht werd fluistering een schone logen. Al heb ik u bezeten, 'k heb u nooit gekend want van uw schoot bleef mij het lijden ongeweten en 'k heb u nooit met woorden of met 't hart verwend en nooit uw warme zachtheid aan mijn drift gemeten. Gij vraagt mij naar de schoonste vlammen, lieve vrouw, en gij wordt goddelijk en ik ben beest gebleven. In leven en in sterven blijft dit laat berouw want 'k heb u niets dan vuile, oude as te geven. Pieter Aerts Vorige Volgende