Arsenaal. Jaargang 5
(1949)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Een roman van W. Somerset Maugham.
| |
[pagina 17]
| |
len te verbergen. Een goochelaar met vormen - in de literatuur met woorden - wekt wantrouwen. Achteraf stelt men ten andere vast, dat er weinig of niets werd gezegd. Wie iets mede te delen heeft doet het sober, eenvoudig en helder. En op deze wijze bereikt men de hoogste resultaten. De romans uit de Engelse en de Amerikaanse literatuur vallen vooral op door hun aanschouwelijkheid. Onmiddellijk ontstaat er een rechtstreeks contact tussen schrijver en lezer. Nergens krijgt men de indruk, dat het woord als uitdrukkingsmiddel werd gebruikt, want nooit werd uit litteraire bekommernis het woord om het woord aangewend. Men leest deze romans alsof men een filmvoorstelling bijwoont. De personages leven. Niet minder opmerkenswaardig is de manier waarop de Engelsen en de Amerikanen hun romans opbouwen. Zij hebben zin voor verhouding, spanning, evenwicht en originaliteit. Zij weten hoe zij een roman moeten ontwerpen en welk materieel zij voor de uitwerking moeten gebruiken. In tegenstelling met de Vlamingen, die al te gevoelig zijn en zich vaak bombastisch uitdrukken, praten de Engelsen en de Amerikanen weinig over zichzelf. Als wij, Vlamingen, ons hieraan bezondigen is dit wellicht te wijten aan het feit, dat wij van de wereld nog niet veel hebben gezien. Wij blijven opgesloten in ons milieu en hebben niet veel anders te vertellen dan eigen, meestal onbelangrijke ervaringen. I.p.v. wereldburgers zijn wij nog geen Europeëers geworden. Britten en Amerikanen bestrijken een ruimer gebied. Zij leven, wij verdorren. Zij hebben de wereld verkend. Hun blik is onbegrensd. De Britten en de Amerikanen getuigen bovendien van een scherpe intelligentie en een kloeke beheersing en zijn doorgaans grondig filosofisch onderlegd. Zij hebben tevens oog voor de geestesstromingen van deze tijd en geven blijk van een ruime belangstelling voor politieke en sociale toestanden. Zij gebruiken hun zintuigen en hun geest. ‘Het medium van de schrijver is niet inkt en papier, maar zijn lichaam: de ontvankelijkheid van zijn ogen, oren en hart. Als die kwijnen, kan hij het schrijven beter opgeven.Ga naar eindnoot(1) Een literatuur, waarin men eensdeels Steinbeck, Faulkner, Sinclair Lewis, Upton Sinclair, Thornton Wilder en anderdeels Collins, Graham Greene, Ch. Morgan, Elisabeth Berridge e.a. aantreft, kan allerminst verkwijning aangewreven worden. | |
[pagina 18]
| |
Hieruit ware het verkeerd te besluiten, dat de Engelsen en de Amerikanen een standaardkunst zouden voortgebracht hebben. Ofschoon alle voornoemde eigenschappen in hun werk te bespeuren vallen, hebben de Engelse en de Amerikaanse romanschrijvers onderscheidenlijk een persoonlijke toon en een rake, oorspronkelijke uitdrukkingswijze gevonden. In dit verband wensen wij op een van W. Somerset Maugham's jongste romans ‘Christmas Holiday’, in het Nederlands onder de titel ‘Kerstmis in Parijs’ vertaald, de aandacht te vestigen. Somerset Maugham moet beschouwd worden als een van de representatiefste psychologische schrijvers. De wijze, waarop hij weet door te dringen in de ziel van zijn personages, is verwondering wekkend. Met de soberste middelen - de eenvoudigste woorden - bereikt hij de krachtigste expressie. Andermaal werd bewezen, dat degenen, die ‘more brains’ in onze literatuur willen, zich vergissen indien ze op gewichtigheid en pedanterie zouden aansturen. Velen, die een psychologische en intellectualistische roman trachten te schrijven, veronderstellen dat ze de houding van een docent dienen aan te nemen, terwijl het er alleen op aankomt zich eenvoudig als mens uit te spreken. In Somerset Maugham's roman ‘Kerstmis in Parijs’ worden wij tevens getroffen door het ruime gezichtsveld van de auteur. Wij maken er kennis met de Engelse hogere standen; het nachtleven te Parijs; een moordzaak, die het centrale punt vormt van deze roman; een revolutionnaire journalist, die er op belust is de aristocratie uit te roeien en ontelbare andere personages, gevallen en toestanden, die op de meest rake en suggestieve wijze werden beschreven. Charley Mason, een rijke jongeman uit Londen, komt te Parijs het Kerstverlof doorbrengen om er iets van de wereld te leren kennen en er ‘eens de bloemetjes buiten te zetten.’ Zijn jeugdvriend Simon Fenimore, een journalist, besprak voor hem een kamer in de omtrek van een beruchte stadswijk. Charley verwondert er zich over, dat zijn vriend hem aan het station niet kwam opwachten. Simon tracht echter elk contact met Charley te vermijden. Hij poogt alle banden met zijn vroegere omgeving, die hem aan de burgeraristocratie zou herinneren, te verbreken en traint zich om een stoïcijns leven te leiden. Simon is cynisch en verbitterd geworden. Hij haat de mensen en wil van hun zwakheid gebruik maken om over hen te heer- | |
[pagina 19]
| |
sen. Het ligt in zijn bedoeling de democratie door een revolutie omver te werpen en een dictatuur, waarin hij de man achter de schermen zou zijn, in het leven te roepen. Zijn politieke ambities sporen hem aan zelfs zijn menselijke hartstochten te onderdrukken: ‘En mijn sexuele verlangens zijn zeker dringend? Minder dringend dan je denkt. Wanneer je twaalf tot zestien uur per dag werkt en je met één maaltijd per dag tevreden stelt, dan zijn die verlangens niet zo erg dringend meer, of je het geloven wilt of niet. Parijs is er bijzonder goed op ingericht om je sexuele behoeften tegen een redelijke prijs en met zo min mogelijk tijdverlies te bevredigen en als ik merk, dat mijn begeerte mijn werk gaat storen, dan neem ik een vrouw, zoals ik een laxeermiddel neem als ik geconstipeerd ben.’ (blz. 42) Simon hecht niet de minste waarde meer aan het leven van de mens, want ‘revolutie zonder vernietiging of moord is onmogelijk’. ‘Biologisch heeft hij (de mens) helemaal geen enkele zin, er is geen reden meer geschokt te zijn, wanneer je een mens doodt, dan wanneer je een vlieg doodslaat.’ (blz. 223). Simon hekelt de democratie en schrikt er niet voor terug zijn masker af te leggen: ‘Communisme, dat is het lokaas, dat je de arbeidersklasse voorhoudt om hen tot verzet aan te sporen, zoals de kreet: vrijheid en gelijkheid de leuze is, waarmee je hen tot daden aanvuurt. Zolang de wereld bestaat zijn er altijd uitbuiters en uitgebuiten geweest. En zo zal het altijd blijven. Bovendien is het juist, dat het zo is, want de grote massa is geboren om slaaf te zijn; zij zijn niet in staat zichzelf in de hand te houden en ze hebben voor hun eigen bestwil meesters nodig.’ (blz. 223-224). ‘Wat is het resultaat geweest van de revoluties, die wij tijdens ons leven hebben gezien? Het volk heeft zijn meesters niet verloren, het heeft ze alleen voor anderen verwisseld en nergens heeft het gezag meer met ijzeren hand geregeerd, dan juist onder het communisme.’ (blz. 224) Na het politieke aspect van deze roman belicht te hebben wensen wij de nadruk te leggen op de verhouding Charley-Lydia en op een moordzaak, die op originele en behendige wijze in ‘Kertstmis in Parijs’ werd geweven. Door tussenkomst van Simon maakt Charley in een nachtlokaal kennis met Lydia, wier ouders uit Sovjet-Rusland ontsnapten. Nadat haar | |
[pagina 20]
| |
man een moord had bedreven belandde Lydia in een taveerne. Charley, die zich voorgenomen had te Parijs ‘de bloemetjes eens buiten te zetten’ wordt bewogen door het lot van Lydia en vervreemdt van zijn vertrouwde wereld, waarin hij niet meer zonder ontreddering zal kunnen terugkeren. Lydia houdt Charley tijdens zijn verblijf te Parijs gezelschap. ‘Wat kan het jou schelen of ik leef of dood ben, wat doet het er voor jou toe, of ik gelukkig ben of niet? Je kent me nog geen acht en veertig uur. Ik ben een vreemde voor je. Medelijden?’ (blz. 132) vraagt Lydia? Inderdaad. En ook vriendschap. Tot sexuële betrekkingen komt het niet. Charley en Lydia houden van elkaar op een andere manier. Lydia, die nog steeds haar man liefheeft, wordt getroffen door Charley's goedheid. Charley respecteert Lydia en vindt in haar niet de vrouw, maar de kameraad. ‘Zijn vader dacht dat hij (Charley) zich grandioos geamuseerd had en vreesde, dat hij een geslachtsziekte had opgedaan en hij had zelfs geen vrouw aangeraakt. Alleen één ding was er met hem gebeurd. Het was wonderlijk, als je er zo over nadacht en hij wist ook nog niet wat hij er eigenlijk mee aan moest, maar: de bodem was uit zijn wereld gevallen.’ (blz. 246) De tragische levensgeschiedenis van Lydia had Charley beroerd. Lydia leerde een jongeman kennen, Robert Berger, de zoon van een officiersdochter. Ze trouwen. Berger, een mysterieuze natuur, maakt zich schuldig aan diefstallen en vermoordt een zijner vrienden. ‘Zoals een kunstenaar zwaar gaat van het werk dat in zijn ziel om uitdrukking vraagt, wetend dat hij niet eerder vrede zal vinden, voordat hij zich van deze last bevrijd zal hebben, zo voelde Berger, dat hij door een moord zichzelf zou verwerkelijken. Daarna, dus nadat hij de uitdrukking van zijn persoonlijkheid tot het uiterste zou hebben vervuld, zou hij tot rust kunnen komen en met Lydia, het gewone, eerbare leven van alle dag kunnen leiden. Zijn instincten zouden dan bevredigd zijn. Hij wist dat het een afschuwelijke misdaad was, hij wist dat hij zijn kop riskeerde, maar juist dit monsterachtige vond hij zo verleidelijk, juist het risico maakte de poging de moeite waard.’ (blz. 166) Aldus het verslag van de journalist Simon. Berger wordt tot 15 jaar dwangarbeid op Cayenne veroordeeld. Lydia, de verpersoonlijking van de Russische ziel die op inkeer en boete is afgestemd, tracht de misdaad van haar man uit te wissen door zich in een taveerne te vestigen. ‘Totdat | |
[pagina 21]
| |
ik mijn taak vervuld heb. Totdat de tijd gekomen is, dat ik tot in mijn diepste wezen voel, dat Robert bevrijd is, niet uit zijn gevangenschap, maar uit zijn zonde.’ (blz. 234) In deze roman komen anderdeels verscheidene personages voor, die wel is waar een minder belangrijke rol spelen, maar niettemin zo scherp getekend werden, dat ze onvergetelijk zijn. Herinneren wij slechts aan de ontvluchte Russen, die te Parijs een hongerleven leiden en aan een paar misdadigers, die uit de strafkolonie op Cayenne werden ontslagen. Somerset Maugham doet zich eveneens als ironist opmerken, zodat zijn werk wemelt van afwisseling en leven. In ‘Kerstmis in Parijs’ werd een hoofdstuk gewijd aan een bezoek aan het Louvre. Aanvankelijk is men geneigd te veronderstellen, dat dit hoofdstuk van het centrale onderwerp zal afwijken. Achteraf stelt men evenwel vast, dat de auteur hier een meesterlijke kunstgreep aanwendde om de mentaliteit en de gevoelswereld van zijn figuren nader te belichten. Zo stelde hij de indrukken van Lydia, voor wie kunst een gevoelskwestie is en de opvattingen van Charley, die zich door de conservatieve opmerkingen van zijn moeder liet beïnvloeden, diametraal tegenover elkaar, terwijl hij niet zonder spot de Engelse hogere standen in de aanstellerige Mrs Mason typeerde. In de ‘New York Times’ schreef Louis Kronenberger, dat Maugham ‘misschien de minst saaie schrijver is voor het allergrootste lezerspubliek van zijn generatie: zowel hij die Tolstoï leest als hij die Sabatini leest, kan Maugham lezen, met begrip en genot.’ Een roman van Maugham spreekt immers tot de mens, omdat hij in eerste instantie door een mens, die als weinigen voor het volle leven zo ontvankelijk is, werd geschreven. Maugham, die een groot deel van de wereld verkende, slaagde er in de meest uiteenlopende karakters te analyseren en de geestesstromingen van deze tijd, evenals de sociale en de politieke toestanden, in een schril contrast voor te stellen. Een auteur als Maugham hoeft zijn werk niet met klatergoud op te | |
[pagina 22]
| |
smukken. Zijn personages, afhankelijk van hun tijd, opvoeding en milieu, leven. Liefde, hartstocht, cynisme, ironie, haat vriendschap en goedheid - kortom alle facetten van de menselijke ziel - vinden wij in de sterk afgelijnde figuren van Maugham weerspiegeld. Wie zo de mens vermag uit te beelden schept een nieuwe mens, schept leven.Ga naar eindnoot(2) Remi Boeckaert |
|