Arsenaal. Jaargang 5
(1949)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Liefde en leven bij Louis BromfieldIn Bromfield's oeuvre leeft de geschiedenis van de Verenigde Staten, en zelden kan men zozeer door dankbaarheid bewogen worden om het verleden. Een beeld uit deze wordingsgeschiedenis vindt men in ‘Nieuw leven tegemoet’ (Nederlandse vertaling Philip Kruseman - Den Haag), mislukt als roman, maar om twee redenen belangrijk bij een studie over Bromfield. Dit werk is waarschijnlijk een der eerste van Bromfield, en laat dus een analyse toe van de evolutie van zijn gedachtengang sedertdien. Ten tweede, het milieu, de staat Ohio, is de geboortestreek van de schrijver: Bromfield werd geboren te Mansfield in 1896 (100 km. van Cleveland a/Erie-meer). De kleine Johnny kan dan ook niemand anders zijn dan de auteur zelf. ‘Nieuw leven tegemoet’ zou eerder als studiekader voor een roman (of trilogie) mogen betiteld worden. Bromfield schetst er de stichting, de bloei en de moeilijkheden van een farm in het Midland-district gedurende vier generaties. De pionier is ‘de kolonel’, een man van de achttiende eeuw, vol denkbeelden van J.-J. Rousseau, en die van het Congres om zijn dapperheid tijdens de vrijheidsoorlog een stuk land in Ohio ten geschenke kreeg. In het voorjaar van 1815 bouwde hij een blokhuis en begon te zaaien. Bromfield poogt aanvankelijk de geschiedenis van het gehele geslacht bij te houden, maar moet dit in de tweede generatie reeds opgeven: de dochter van de kolonel had op haar zeventigste verjaardag al honderd en drie kinderen en kleinkinderen! Er kwamen steeds nieuwe kolonisten bij, Schotten, Engelsen, Ieren, er ontbrandde een strijd tussen de verschillende godsdienstige sekten, tussen Yankees en Copperheads; weer later kwamen de immigranten, Grieken, Polen, Italianen, Tsjechen, en met hun komst werden de farms geleidelijk verdrongen door handel en industrie. De wereld waarvan de kleine Johnny zoveel hield, met zijn bezoeken aan de vele familieleden in de hele streek, en de feestmalen bij al die ooms en tantes, deze wereld geraakte in verval: één na één werden de hoeven gesloopt. | |
[pagina 8]
| |
Ook Johnny vocht de hopeloze strijd om de boerderij van de kolonel in stand te houden, maar de fabrieken en de stad breidden zich altijd verder uit; de boerderij werd verkocht, en Johnny vertrok, niet naar het Westen zoals zijn ooms en tantes, maar naar Europa in de oorlog. ‘En zo keerde dan in de vierde generatie een afstammeling van de kolonel naar Frankrijk terug.’ Als kleine jongen kende Johnny reeds de rijkdom van zijn land, en later herinnerde hij zich de eerste indrukken er van: het geluid van de gramofoon, de heerlijke etensgeur, het blaffen van de herdershond, de geur van anjers en de rode kleur van aardbeien op een bedauwde Zondagmorgen in Mei. Levendig en met liefde verhaalt Bromfield van de onbezorgdheid en de levensvreugde in de Amerikaanse voortrekkersfamilies. De ondergang van de boerderijen veronderstelt bij hem dan ook geen damnatie, geen oproepen van haat en wraak, maar wordt veeleer overstemd door de vitaliteit, iets wat Bromfield in alle werken bijblijft. De historische studie van de gewoonten en gebruiken en van de kenteringen in de sociale verhoudingen gedurende vier generaties is effenaf meesterlijk, aangrijpend door epische breedte, maar wordt echter niet tot een eigenlijke roman verwerkt. In verband met de houding van Bromfield tegenover de werkersklasse, komt in ‘Nieuw leven tegemoet’ een kenschetsende passage voor. Het zien van Bulgaarse immigrantenarbeiders, die toen met hele scheepsladingen uit Europa aangevoerd werden, joeg de kleine Johnny een dodelijke angst aan: ‘het waren mensen met donker uiterlijk en van verschillende leeftijden, met grote, melancholieke ogen. Ze waren ongeschoren en bedekt met zweet en roet en er hing een onbeschrijfelijk vieze lucht in de kamer.... Maar zijn gehele leven zou Johnny nooit de FlatsGa naar eindnoot(1) vergeten met de tragische bewoners, noch de blik in de ogen van die gekwelde en uitgemergelde Bulgaren.’ Bromfield vergat en vergaf het echter nooit dat de wereld van eenvoudige eerlijke farmers door mercantilisme en industrialisatie, ‘een mengsel van oneerlijkheid, domheid, meedogenloosheid en omkoperij’, werd verdrongen. Volgens zijn mening zal het gehele volk de gevolgen van deze wanverhoudingen ondervinden: ‘De Stad, het District en de gehele Staat, waren voorbeschikt eenmaal te moeten boeten voor deze morele slachting en noch Johnny, noch zijn kin- | |
[pagina 9]
| |
deren, zullen het einde van deze vergelding beleven.’ Zulke profetie is natuurlijk gemakkelijk, daar het werklozenprobleem nergens meer acuut is dan in de Verenigde Staten. Ze is echter meer sprekend als verdediging van zijn houding. Sedert Bromfield de vorige oorlog meemaakte in het Franse leger, liet hij de ene roman na de andere het licht zien: Early Autumn, The Strange Case of Miss Annie Spragg, A modern Hero, It takes all Kinds, It had to happen, The Man who had everything, The green Bay tree, Night in Bombay, The rains came, Twenty-four Hours, Mc Leod's Folly, Mrs Parkington, What became of Anna Bolton, enz. Deze werken zijn soms ongelijk in waarde en verraden de bedrijvigheid van de journalist meer dan eens. In zijn romans tekent Bromfield niet ‘de mens’, wèl ‘de mensen’. Elk personage wordt voorgesteld alsof het werkelijk zou bestaan, niet gesurrealiseerd tot een type, maar altijd voorzien van een flinke dosis bon sens, met goede en slechte karaktertrekken: voorbeelden van dramatische opoffering en apostelen-uit-één-stuk zijn bij Bromfield nergens te ontdekken, evenmin als Dostoievskiaanse psychopathici. De meeste personen hebben echter een bepaalde ambitie, - wat wel met de werkelijkheid overeenstemt - en er dient op gewezen dat ze over het algemeen geen scrupules kennen bij het uitvoeren van hun betrachtingen. Een sprekend voorbeeld van perversiteit biedt ‘A modern Hero’. In deze roman, behorende tot de productie uit Bromfield's escape-periode, en enigszins aansluitend bij ‘Nieuw leven tegemoet’, (het eerste boek ‘Joanna’ is er de romancering van), verwoest de held in zijn drang naar rijkdom en macht verscheidene vrouwenlevens, en ten slotte doodt hij zijn wettelijke echtgenote. Ontegensprekelijk vertoont dit werk de kwaliteiten van een stevige roman, maar het pessimisme (invloed van Franse literatuur?) vernietigt de charme zo eigen aan Bromfield. De tegen Bromfield aangevoerde ethisch- religieuze bezwaren gelden vooral de sexuele immoraliteit: het overgroot gedeelte van Bromfield's personen beoefent de vrije liefde. En toch kan hier, nader beschouwd, niet zozeer van immoraliteit worden gesproken. Bij zijn kijk op de werkelijke toestanden noteert Bromfield twee soorten liefde, nl. een physische noodzakelijkheid, al dan niet met een zekere tederheid gepaard gaande, en dan ‘l'amour’, de echte verliefdheid en liefde. Deze | |
[pagina 10]
| |
laatste is het heerlijkste ding op deze wereld en wint het veruit van alles, zelfs van rijkdom en standing en tradities en vitaliteit: ze is de lente en de ziel van het werk van Bromfield. Vermits Bromfield nooit idealiseert komen in zijn romans overvloedige gevallen van koopbare liefde voor, van liefde uit physische noodzakelijkheid, en dit vooral bij oudere mensen uit zijn high-life wereld. De 60-jarige Baron Von Path in ‘A modern Hero’ huwt een meisje van 17 jaar. Die vrouw verlaat hem al gauw en vlucht naar Amerika waar zij gedurende vijftien jaar een liaison heeft met een rijke Joodse bankier, zelf gehuwd met een steriele en hysterische vrouw die hij schijnbaar getrouw blijft. Later knoopt genoemde mondaine vrouw betrekkingen aan met twee vrienden van de bankier en al deze relaties bezorgen haar een flink fortuin. Er knaagt nochtans een tekort in haar leven: ware liefde. Tom Ransome in ‘The rains came’ en Bill Wainwright in ‘Night in Bombay’ houden ook wel van een avontuurtje. In ‘Mrs Parkington’ weet deze vrouw dat haar echtgenoot ontrouw is ‘niet omdat hij van haar niet hield, maar omdat hij in het begin met zich zelf geen raad wist, en op het einde omdat hij zwakheid en dood wou tarten met het gebaar van een levenskrachtige man. En juist in het gebaar van mannelijkheid, had de dood hem genomen.’. Mrs Parkington echter is wèl verliefd op haar man, en zùlke liefde kan vergeven: ‘er waren ogenblikken waarop zij dankbaar was voor de wondere kwaliteiten van overmaat en weelde waarmee hij alle leven samenbond. Dit was een dankbaarheid en een vergevingsgezindheid, die vele vrouwen nooit zouden kunnen verstaan.’ Een bewijs van de onpartijdigheid van Bromfield mag hier ook worden vermeld: er zijn mensen die omwille van geloofsredenen geen buitenechtelijke relaties aanknopen. David Melbourn in ‘Twenty-four Hours’ had verschillende maîtresses, maar verhaalt o.m.: ‘Het was een vrouw die mijn aandacht vestigde op dingen zoals schilderijen, boeken en muziek. Nu is ze dood. Zij was een aantrekkelijke vrouw. Indien het mogelijk ware geweest zou ik haar gehuwd hebben, maar zij was reeds getrouwd en was Rooms-katholiek, en daar viel niets aan te doen.’ In ‘What became of Anna Bolton’ blijven alle verhoudingen strict bij monogamie. Er zijn natuurlijk ook gevallen van gelovigen die geen ogenblik aan enig bezwaar denken wanneer het vrouwen betreft. | |
[pagina 11]
| |
De ware wondere liefde bestaat alleen bij mensen waarvan sterkte en bekoring uitgaat, die meer geven aan het leven dan zij er van krijgen. Deze liefde is oprecht en vormt de grote band met vitaliteit bij de man en schoonheid en medeleven bij de vrouw. De grootheid van Bromfield ligt vooral in het uitbeelden van de daaruit voortvloeiende conflicten bij rijpere mensen, in de behandeling van ‘l'âge dangereux’, en in de frisheid waarmede hij in deze romans de liefde weeft van twee jonge mensen, waarbij romantische misverstanden allerlei verwikkelingen medebrengen. Bij deze jonge mensen wint de liefde het altijd: zo bij Janie en Ned in ‘Mrs Parkington’, Sybil en Jean in ‘Early Autumn’, en vooral bij Jane en Jimmy in ‘Mc Leod's Folly’, een fijne story over de South-West. In dit laatste werk gaat het over de strijd van een verjongd dagblad ‘The Daily Shield and Banner’ om het stadje Platteville te zuiveren van politieke zwendel, waar een opstootje bij van pas komt, terwijl de twee verliefden politiek aanvankelijk tegenstrevers zijn. Bij rijpere mensen gaat het over het algemeen om een mésalliance in de jeugd, en verscheidene jaren nadien ontmoet men de man of de vrouw die men waarlijk lief heeft. Dit hoofdthema heeft Bromfield op alle mogelijke wijzen uitgewerkt, de oplossing afhankelijk makende van allerlei toevallen, en dit vooral in ‘Early Autumn’, ‘Twenty-four Hours’, ‘Mrs Parkington’, ‘Night in Bombay’ en ‘The rains came’. Dit is Bromfield op zijn best. Met ‘Early Autumn’ won Bromfield de Pulitzer-prijs. Olivia Mc Connell huwde heel jong met de laatste vertegenwoordiger van de oude illustere Pentland-family, een anemische man, waarvan zij later getuigt: ‘...die, aan zich zelf overgelaten, nooit een vrouw zou genomen hebben, en zo maagdelijk als hij was geboren naar zijn graf zou zijn gegaan.’ Op 39-jarige leeftijd wordt het opnieuw lente voor haar, en zij weet dat dit de laatste kans is, want weldra wordt zij veertig, en daarna zal zij rustig een oude vrouw worden, zonder ooit werkelijk te hebben geleefd. Aan de ene zijde staat de eer en de traditie van de oude Pentland-family (haar echtgenoot houdt zich elk uur van de dag onledig met het schrijven van de geschiedenis er van), aan de andere zijde de liefde van O'Hara, een Ier, katholiek en politicus. In een attic-kamer van het oude Pentland-home ontdekt | |
[pagina 12]
| |
Olivia negen verkleurde brieven, gericht tot Mrs Jared Pentland en afkomstig van dezes neef Toby Cain. De familie-geschiedenis vertoont hier enkele leemten, en Olivia overweegt hoe verheugd Anson, haar echtgenoot zal zijn. De eerste brief verrast haar buitengewoon: ‘Carissima, Ik heb in de laatste nacht gewacht tot elf uur, en toen je dan nog niet gekomen was, wist ik dat hij niet naar Salem was gegaan, en dat hij bij Pentlands met jou verbleef. Ik kan de gedachte niet dragen, dat hij daar naast je zit, en dat hij zelfs je soms tot zich neemt. Ik zie hem daar in de kamer naast je zitten, je aankijkend en je verslindend met de ogen, terwijl hij ondertussen maar beweert dat hij boven de lusten van het vlees staat. Jij en ik kennen de glorie van het vlees. Soms vind ik mezelf een lafaard, dat ik hem niet ineens dood. In Gods naam, zie een middel om hem kwijt te geraken vannacht. Ik kan niet langer een avond in deze donkere hut op je wachten...’ Naast de ontdekking dat Sabina Dalgado (zij was geen Pentland) toen reeds de regels van standing en valse devotie overtreden had, dat Toby Cain niet haar neef doch haar minnaar was, dat zij elkander ontmoetten in Brook-Cottage (nu heropgebouwd door O'Hara) vindt Olivia in de laatste brief een schokkende openbaring: ‘Je kan niet geloven hoe blij ik ben dat ik je kan schrijven dat het kind buiten elke twijfel van ons is, dat er ook maar niet de minste twijfel daarover kan bestaan. Dit kind is van ons. van ons alleen.’ Want Sabina Pentland had slechts één kind, en alle nakomelingen, heel haar omgeving, waren geen echte Pentlands: ze waren het alleen door traditie en gewoonte, enge kijk en vooroordelen en kleinzielige angsten. Olivia voelt de neiging om te lachen met haar echtgenoot, die heel zijn ziel steekt in een glorificatie getiteld ‘The Pentland Family and the Massachussets Bay Colony’. Bromfield, voor wie traditie zonder meer geen levensinhoud betekent, en die liefde torenhoog daarboven stelt, spotte nooit zo raak. Diezelfde brieven veroorzaken Olivia's ondergang. De enige persoonlijkheid in de Pentland-family, de oude John Pentland, vermoedt dat zij de liefdebrieven heeft ontdekt, en deelt haar mede dat hij eveneens het familiegeheim kent, en ook haar geheim: ‘Het geloof in het verleden is het enige wat zij, de anderen, hebben. Dit kunnen we hun niet ontnemen. | |
[pagina 13]
| |
De sterken kunnen de zwakken niet verdrukken, dit zou te wreed zijn. Dit zou het enige hebben vernietigd, waarin Anson heel zijn ziel heeft gestoken. Zie, Olivia, er zijn mensen, zoals jij bijvoorbeeld, die voor de anderen moeten zorg dragen. Ik weet dat er dingen zijn, die mensen zoals wij niet mogen doen.’ De oude John Pentland sterft op het ogenblik dat zij afscheid neemt van O'Hara, en dan weet Olivia dat zij nooit meer zal kunnen ontsnappen, ‘Er zijn dingen, Olivia, die mensen zoals wij niet mogen doen’, - en zij zegt vaarwel aan O'Hara: ‘NU, Michaël, is het onmogelijk. Toen hij nog leefde, zou ik het misschien hebben gedaan.’ Haar dochter Sybil echter zal gelukkig zijn. Olivia helpt haar ontsnappen met Jean, een Fransman die naar Amerika kwam, en die nimmermeer naar Europa wou terugkeren, omdat het een dode wereld is in vergelijking met Amerika, en omdat hij niet in het verleden maar in de toekomst wil leven. Trouwens, op de achtergrond van deze fijnzinnige roman rijst een periode uit de geschiedenis van de U.S.A.: de ondergang van de oude adelijke families en de opkomst van de industrie, van de moderne natie. ‘Twenty-four Hours’, een roman over het stadsleven in New-York, verzamelt een mozaïek van gebeurtenissen gedurende 24 uren, met buitengewone knapheid in elkaar geschoven. Daar is onder meer de schatrijke David Melbourn, zoon van een dronkaard, die van alle middelen gebruik makend, zijn doel had weten te bereiken, maar die een leemte weet in zijn leven, tot hij Mrs Wintringham ontmoette: ‘Ik wil met je trouwen omdat ik je gaarne zie, omdat ik weet dat jij en niemand anders mijn vrouw moet worden. Jij moet me helpen de toekomst opbouwen zoals ik ze wil zien. Ik geloof dat jij diezelfde toekomst wenst. Ik wil kinderen hebben, en wil dat die hun plaats zullen kunnen innemen in de wereld. Ik wil dat mijn kinderen weten, wat veiligheid is, wat blijvende vriendschap is, en dat ze het gevoel zullen kennen te weten dat ze een huis hebben en land dat van hun vader was, dat van hen is en dat van hun kinderen zal zijn. Dit zou goed maken wat ik en mijn vader hebben geleden.’ ‘Twenty-four Hours’ werd gepubliceerd in 1930: hoe vreemd dat we hier terug komen tot ‘Nieuw leven tegemoet’. ‘Twenty-four Hours’ is ook de verheerlijking van New-York, dat Nancy Champion na vijf en twintig jaar terugziet, | |
[pagina 14]
| |
op een schitterende winterdag, toren na toren rijzend tegen de blauwe hemel zoals een stad uit de ‘Arabian Nights’. ‘Het schip naderde, en de torens veranderden langzaam van positie. Nieuwe rezen op en andere verdwenen. Geen enkele foto of beschrijving kon de betekenis weergeven van hun machtige kwistige schoonheid. Nog wenend dacht ze opeens: “Dit is mijn stad. Dit is mijn volk. Geen ander volk kon ooit zulke fantastische en buitensporige stad hebben uitgedacht”. Dit was Amerikaanse lucht, schitterend en klaar en prikkelend, en het zonlicht had een gloor die Europa niet kende. En deze stad, het werd haar ineens duidelijk, was zoals Patrick (de man waarmede zij vijf en twintig jaar geleden vluchtte),: duizelendschoon, trots en overweldigend.’ Bromfield schreef een roman, die min of meer verband houdt met de voorbije oorlog. ‘What became of Anna Bolton’ is de geschiedenis van Anna Bolton, geboren in de Flats te Lewisburg, die schatrijk wordt (huwelijk), en die in alle hoofdsteden van Europa een schitterende verschijning is. Bij de Duitse inval in 1940 wordt zij in Frankrijk verrast, en tijdens een poging om nog naar het Kanaal te ontsnappen, dwingt een Frans sergeant haar met haar wagen rechtsomkeer te maken en gewonden te vervoeren: hij wordt later haar echtgenoot. Als roman zeer zwak, brengt dit werk een onbeholpen voorstelling van de toestand in Frankrijk gedurende de bezetting. Bromfield koestert overigens veel sympathie voor dit land, niettegenstaande het tot ‘the old Europe’ behoort, een koersverandering, die in het teken staat van de goede bedoelingen van de Amerikanen tijdens de oorlog. ‘Mrs Parkington’ mag tot het allerbeste van Bromfield gerekend worden, zowel om de bouw, de karaktertekeningen en de hogere ontplooiing van Bromfield's levensopvattingen, als om de sereniteit en rijkdom bij het herbeleven van het verleden van zijn meest onvergetelijke figuur. Mrs Parkington. Dit boek is een hymne van dankbaarheid om een waar goed en schoon leven, vol passie in de jeugd, dramatisch in de latere jaren, en sereen en mild voor de ouderdom. Want niettegenstaande haar vier en tachtig jarige ouderdom, straalt uit Mrs Parkington meer levenskracht dan uit al haar nakomelingen, voor wie zij alle problemen oplost, aangezien dezen er geen raad mee weten. Haar echtgenoot speelde een gewichtige rol in de geschiedenis van de Verenigde-Staten: Major Parkington wist van | |
[pagina 15]
| |
zich zelf dat hij een der tien mannen was die begrepen wat hun land betekende, hij, die zijn tegenstanders meedogenloos uit de weg ruimde, de speculanten op waardeverhoging der landerijen, omdat zij niet begrepen dat de toekomst wordt gesmeed door mannen die geen stagnatie kennen. ‘Er zijn geen tien mensen in dit land die begrijpen, welke kans er voor ons ligt, wat dit land zal worden. Ik ben een van die tien, Susie. Het is bijna zo schoon dat ik het zelf niet kan geloven. Dit land heeft grote voortrekkers nodig, die het opbouwen.... Die anderen wilden dit land laten gaan, dit verdomd schoon land waar ze geen jota van verstaan.’ En Mrs Parkington weet dat God haar een groot leven heeft gegeven, en dat niet iedereen zo begenadigd is geweest als zij, en dat kracht en goedheid uitgaan van deze genade. Mrs Parkington weet ook dat werkkracht en geest alleen niet het onverstoorde geluk brengen, dat men niet alles kan berekenen, en dat er ogenblikken zijn waarop men de schoonheid van het ogenblik niet mag laten voorbijgaan, iets wat Eric haar leerde, de muzikant, die haar een heel andere liefde gaf dan Gus. In ‘Mrs Parkington’ denkt Bromfield niet langer aan ‘escape’: zijn liefde voor Amerika straalt in deze roman en het wordt zoals in het lied: ‘God bless America.’ D. Dewulf. |
|