Arsenaal. Jaargang 5(1949)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Spot en Pijn En dat ik 't kwaad niet scheid van 't goed: het is ook goed soms bij de zwijnen. Ik ben lijk gij en ook mijn bloed is rood maar groter zijn mijn pijnen. En dat ik op de aarde bots: ik heb ocharm Icarusvleugels. En wijl gij springt van rots tot rots men ik vermoeid de slappe teugels. En dat gij mij de dichter noemt al is mijn woord gevoed met vloeken en is 't gedicht steeds onverbloemd: ik kan daarin de zon soms zoeken. Ik drink mijn water, eet mijn brood dat in mijn kelder is bedorven. Ik zoek een andre vrouw uit nood: het oude lief is weer gestorven. Gij mint de geest, ik min de leest, gij bouwt steeds op en ik wil breken. Zo noemt gij mij dan weer het beest maar kijk niet in mij als 'k ga spreken. En dat ik hard ben, zonder hart dat moet gij mij niet meer herhalen. Maar gij weet niet dat gij kunt falen: gij ziet mijn spot en niet mijn smart. Pieter Aerts Vorige Volgende