Arsenaal. Jaargang 5(1949)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gij zijt te rein voor mij Aan F.H. Gij zijt te rein voor mij. Ik mag u niet genaken, want elke streling, elke zoen, waarnaar gij vraagt, kan niet voldoen omdat mijn zoenen bitter smaken, omdat mijn hart onrustig is en pijnen draagt. Hoe zal mijn mond ooit zacht genoeg uw lippen laven vermits ik slechts mijn eigen ruwe liefde ken? Hoe zal ik ooit een dankwoord spreken voor uw gaven? Want ik sta vreemd naast u omdat ik zondaar ben. Hoe zal ik ooit uw liefde in uw blikken meten, vermits ik steeds beschaamd afwezig naast u schrijd? Mijn hoofd buigt dieper en mijn hart tracht te vergeten wanneer uw hand over mijn moede ogen glijdt. Pieter Aerts Vorige Volgende