Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] De jonge Sater. ‘Hoe toef en talm ik nog uw teerheid aan te tasten - hoewel ik tot het spannend spel u weet bereid - alsof mijn ruige bronst niet bij uw gratie paste, alsof gij langer anders dan die andren zijt.’ Hoe schroom ik nog de schaamte dezer maagd te schennen, waar elke dronken drift mij naar dit oogmerk drijft. 'k Moet aan dit driest bedrijf met lijf en ziel gewennen, zo 'k wil dat satersaandrift in mijn bloed beklijft. Zo moet elkeen naar eigen aard zijn daden richten, gedreven door den drang die draalt tot op het uur dat elk vergeefs verzet eens voor de wet moet zwichten van afkomst en geslacht, van leeftijd en natuur. M. De Doncker Vorige Volgende