Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Kleine Suite. Wie jong nog door geen enkle droom meer wordt behaagd en elke pijn wil met een vloek verpletten en 't scherpe mes op 't eigen hart wil zetten en in zijn ziel de worm der zonde voelt die knaagt; Wie weder keert naarwaar hij eens verloren zwierf, zijn hoofd soms moedeloos in 't slijk laat rusten, zijn lippen pijnt, waarmee hij moordend kuste en somber aan de muren vraagt wat hij verwierf. Wie met een brede lach zijn woord de keel indrukt, waanzinnig staren blijft in het verleden, zijn hand, waarmee hij wonderen wou smeden, bespuwt en met een grijns zijn wonden openrukt; En wie de zonde mint en 't andere versmaadt moet gij niet willen laken of betichten. Als hij u wenend soms zijn kwaad komt biechten leg dan uw handen in de zijne zonder haat. Pieter Aerts Vorige Volgende