dat ik eens een onafhankelijk beroep zou uitoefenen en deze plotse ommekeer in mijn lotsbestemming maakte mij wrevelig. Voor de eerste maal was mijn moeder kordaat in haar uitspraak zij het ook met tranen en beloften.
Ik werd dan, met veel voorspraak als oorlogswees, bediende aan een bank, tegen het hongerloon van 900 fr. per maand. Het was niet veel zei moeder, maar het hielp. Het was juist genoeg om mijn jeugdige uitspattingen te bekostigen.
Want ik heb niet lang getreurd om mijn vader. Ik kon het eenvoudig niet uithouden, die stilte om me heen en die droeve gezichten. Ik moest beweging hebben, vrolijke mensen zien, leven met volle teugen.
In het begin, toen ik weer uitging, bemerkte ik een afkeurende blik in moeders ogen. Spoedig berustte ze echter in mjin handelwijze. Ik heb immers altijd mijn zin gekregen.
Dan gebeurde het fatale in mijn leven. Het laatste houvast werd brutaal onder mijn voeten weggerukt. Het was in 1942. Pas hadden de bedienden een onderkomen gevonden in de brandkastzaal en was de laatste gillende toon van de sirene weggestorven of de eerste bommen ontploften in onze omgeving. Het was een geallieerde aanval op het vormingstation van onze stad. Hij duurde een halfuur. Toen het ‘fin d'alerte’ over de daken loeide, baande ik me een weg tussen de glasscherven en kwam op de straat.
Een camionette van de passieve luchtverdediging reed in volle snelheid voorbij. Zij verdween in de richting van onze buurt. Nu pas bemerkte ik, hoe een dichte rookmassa aan die kant ten hemel wolkte.
Zij hebben hen onder de puinen van ons huis uitgehaald. Ik stond er on wezenlijk bij toen ze op een draagbaar werden weggedragen: Moeder en Rita. Mijn zus kwam er met de schrik van af. Moeder werd op slag gedood. Een balk op het hoofd en een ingedrukte schedel.
Alles gaat voorbij, ook het ergste. En ik was vrij. Ik bewoonde met mijn zus twee kamertjes, kwam enkel naar huis om te eten, te slapen en een zedepreek te aanhoren.
Omstreeks die tijd leerde ik Yvonne kennen. Het was op een avond toen ik als naar gewoonte ging fuiven in onze club, een groep van jonge mensen, die lijdzaam het einde van de oorlog afwachtten en zich intussen onledig hielden met swing en al zijn bijkomstigheden.
Ik zag Yvonne voor de eerste maal bij ons. Zij was mooi, danste goddelijk en kende veel succes. Bij nadere inlichtingen bleek ze daarenboven ongenaakbaar. Ik hou van strijd... ten minste in de liefde. Dàt was een kolfje naar mijn hand. Ik heb