Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ik ben nog vlees voor Jan van Nijlen. ‘Ik ben nog vlees, gij zijt mijn kind niet meer.’ De stem is hees van het ontzinde zeer dat deze vader zengde. Vloek over deze tijd voor elk der tranen die hij plengde. Geen rust en geen respijt voor wie zijn bloed met maling mengde zodat zijn rust de rede niet meer vindt, waar zij voor storm kan schuilen. Want zo getroffen in het leven van zijn kind door de barbaarsheid van een trieste beul, vindt hij geen heul en kan niet langer huilen. Onnoemlijk is het leed van wie zijn zoon wist sterven, ten dode niet gereed, wijl hij de druk moest derven van deze vaderhand, die nog te strelen weet wat zo haar bleef verwant. Hoe graag had hij het eigen lot verpand om dit veel jonger leven vrij te kopen dat nog mocht hunkeren en hopen. En 't is verteerd van spijt en hees dat hij verwoordt zijn moordend zeer: ‘Ik ben nog vlees, gij zijt mijn kind niet meer.’ M. De Doncker Vorige Volgende