Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Nacht Een aaklig-doodse nacht: noch maan, noch wind, noch regen De somberheid van 't weer vindt echo in mijn hart. Ik laat mij anders niet meer aan zoveel gelegen: het leven is een kluwen dat zichzelf ontwart. Ik ben noch eenzaamheid noch dromen meer genegen, en door verbetenheid en onrust moe gesard heb ik de nachten aan de dagen vastgeregen, gewild adieu gezegd aan weemoed en aan smart. Maar 't is niet waar dat iedereen zich kan verbouwen: de comediant behoudt niet immer 't laatste woord. Men kan gekneveld zijn, maar breken eens de touwen dan wordt de oude stem van 't hart opnieuw gehoord. Nu valt de regen zacht, hij gutste neer bij stromen dat ik nog luistren kan naar 't loeien van de wind gelijk hij vroeger gierde in de oude bomen toen ik nog thuis was en een onbezonnen kind... Ik ben noch eenzaamheid noch dromen meer genegen maar aan de smart om wat verging ontkom ik niet. Zo sta ik in de nacht, zo staar ik in de regen: de wind zingt zijn opstandig, onbegrepen lied. Willy Biliet Vorige Volgende