kregen dan tijdruimte voor de micro, is er mede oorzaak van dat in den Nederlandsen tekst onze bezwaren tegen den bundel directer werden geformuleerd. Overigens werd in den Fransen tekst, die voor een ander publiek bestemd was, dat met het oeuvre van De Doncker niet bekend is, gestreefd naar een voorstelling die de algemene karakteristieken van diens dichtwerk belicht naar aanleiding van het verschijnen van ‘Herfstvruchten’. Bij de Nederlandse bespreking - die zich tot ‘Herfstvruchten’ beperkte, was zulks uiteraard niet het geval.
Maar om bij de tegenspraak te blijven: ik vind ze niet, al ben ik bereid nog een paar jaren Frans te leren indien dat nodig mocht zijn om mijn eigen tekst te begrijpen.
Ge zult misschien vinden dat hier veel geblaat is om weinig wol. Het is er mij alleen om te doen U te zeggen dat ik De Doncker's bewering - betreffende de tegenspraak - niet snap, al herhaal ik dat ik wel zijn kwaad humeur - of zijn ongenoegen, als het niet méér was - begrijp.
Ten slotte zou ik mij ook kunnen afvragen of het nut heeft in twee talen tegelijk de aandacht van het publiek (en de candidaat-koper, de klant is koning, zoals ge weet!) te vestigen op een publicatie, wanneer de dichter zelf U zulks kwalijk gaat nemen, ook al hebt ge dat ernstig en eerlijk gedaan. Maar dat is een andere quaestie.
Bijaldien U ook mijn antwoord onder de ogen van uw lezers wenst te brengen, heb ik er generlei bezwaar tegen dat U dezen brief af drukt in ‘Arsenaal’.
Met vriendelijke groeten,
Paulderyck