Bezinning na een nijdig golfslagje
Brugge, postdatum.
Beste Erik,
Mag ik ook voor een paar minuten in je Heksenketel roeren?
Eerste reactie: De Rover noemt me dus ‘een flauwe kletsmajoor’, tien jaar nadat die deftige heer V.B. onder het toezicht en met de zegen (en misschien ook wel met de pen) van de even deftige heer Toussaint van Boelaere me voor ‘een dronken heloot’ uitschold. Ik werd toen tussen Vestdijk en Ter Braak geplaatst; maar te mijnen nadele. Ik heb in die zin thans reeds vorderingen gemaakt, dat ik nu deel uitmaak van een groepje, waartoe Vermeylen, Gysen, Westerlinck en Bittremieux behoren om de golfslagen of slagen-in-het-water te ontvangen. Dit lichte gespat kikkert me helemaal op; want het is goed dat er zo nu en dan een kwaad iemand onze litteraire thermometer onder het vriespunt duwt. Voilà, ik ben dus bevroren vlees geworden. Maar daar is dadelijk de tweede reactie om me te ontdooien.
Tweede reactie: Het zou de moeite waard zijn om eens een lijst van scheldwoorden en misprijzende epitheten op te stellen, aan het adres gericht van allerlei beroemde, beruchte, bekende, miskende, grote, allergrote, supergrote, minder grote, kleine, allerkleinste artisten en schrijvers. Ik geef er U enkele om daarmee van wal te steken, tenzij De Rover zélf zich daar liever zou mee bezig houden.
Byron: ‘een dilettanterige polemist’. Wells: ‘een venter van nieuwigheden’. Zola's werk: ‘een mesthoop’. Freud: ‘een mislukt dichter’. Victor Hugo: ‘een nabootser van Eugène Sue’. Barbey d'Aurévilly: ‘een reusachtige stommerik’. Flaubert: ‘iemand die beter zou doen niet meer te schrijven’. Van Deyssel: ‘die kwiebus’. Vestdijk: ‘een viespeuk’. Daisne: ‘een fibroom’. Jonckheere: ‘een nachtspiegel’. Enzovoort.
Besluit: Ik moet volharden in de boosheid, in het dronken-zijn, in het kletsen; en De Rover idem, opdat wij beiden, Adriaan De Rover en ik, binnen tien jaar een hoger dunk van elkaar zouden krijgen.