Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Na de Reis Wij reden door de nacht, geen lichten die nog brandden wanneer gij, als bedwelmd, in mijne armen laast. Gij voelde er mijn mond, de streling mijner handen, het zalig-schoon gevoel waarnaar uw bloeien vraagt. Wij reden door de nacht, wij waren beiden dronken, de liefde had tè zeer ons harte overmand.... Ik keek u vragend aan, 'k zag hoe uw ogen blonken, als zaagt gij voor het eerst dat schoon beloofde land.... Wij reden door de nacht, het mocht wel eeuwen duren, en toch kwam 't einde aan, als bij een melodij... Maar als gij nog eens reist, alleen, in donkre uren, sluit dan uw ogen niet en denk nog eens aan mij.... Ghislain Laureys. Vorige Volgende