Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Aan een klaagdier Gij klaagt - of moet ik zeggen dat gij jankt? - Omdat g'onttrokken werdt van uw beminde. Ik vind het grof dat gij de Heer niet dankt, Hij, die zo'n kleine losprijs van u inde. 't Verdriet dat gij te lijden hebt, 't is niets! Zo iets gaat over als de Maartse regen. U zelf maakt gij slechts flauwe grappen diets, er lopen armer schooiers langs God's wegen! Als ik? Jawel! Toch klaag ik niet, ik vecht. En somtijds schimp ik met mijn open wonden. Aan niets of niemand blijft mijn hart gehecht: in oorlogstijd heb ik mijn droom ontbonden. Van mijn gemis werd ik noch ziek noch zot, al blijft me niets nog over dan mijzelve. 't Geloof verloor ik in de mens en God.... En zie hoe 'k lachend 't eigen graf ga delven!... Remi Boeckaert Vorige Volgende