Arsenaal. Jaargang 4
(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Een geniale Val van IcarusIk zal Johan Daisne zeker altijd blijven bewonderen als de begenadigde auteur die er in slaagde mij door zijn novellen en romans in de wolken te verheffen, en met die ‘wolken’ bedoel ik niet zozeer een onaardse of levensvreemde sfeer dan wel een gebied waarin de menselijke ziel tot haar volledigste ontplooiïng was gekomen. In dit gebied vond men de mens terug die via alle aardse loutering gegroeid was naar een super-realiteit die mogelijks wel zuiver des geestes was, doch die enkel kon ontstaan uit de vonk - de magische vonk zou Daisne schrijven - die flitst uit de botsing gevoel-rede (op het ander plan lichaam-ziel). Hieruit volgt dat men Daisne geen tekort aan algemeen-menselijkheid of eenzijdigheid kon aanwrijven. Integendeel! Als ik nu evenwel zijn laatst verschenen roman ‘De Man die zijn Haar kort liet knippen’Ga naar eindnoot(1) even confronteer met zijn meesterwerk van magisch-realistische kunst ‘De Trap van Steen en Wolken’ dan voel ik toch even een scherpe kramp rond mijn hart. Niet dat dit werk minder verdienstelijk zou zijn dan wel omdat Daisne ons hier in een atmosfeer heeft gebracht waarin wij nauwelijks een glimp vinden van de luister van zijn fantastisch werk, de luister waarmee ik - laat me eerlijk zijn - nog steeds dweep. Doch deze inleiding, samen met de misleidende titel van dit artikel moeten zeker de indruk verwekken dat ik zinnens ben Daisne's laatste roman minder gunstig te beoordelen dan zijn vroeger werk. Niets is minder waar, want laat het zijn dat mijn zeer persoonlijke voorkeur gaat naar de stemming en de bekoorlijke fantaisie van ‘De Trap van Steen en Wolken’, ‘Zes Domino's voor Vrouwen’ en zijn toneelwerken, toch dwingt de objectiviteit me met klem te getuigen dat deze laatste roman beslist de grootste en meest volmaakte schepping is van Daisne. En als ik dan toch gewaag van een val van Icarus dan was het enkel om in één woord het beeld te schetsen van een nederdalen uit de wolken. Vandaar dat ik, om alle verkeerde interpretatie te vermijden, beroep deed op het adjectief ‘geniaal’, een adjectief dat trouwens kan geplaatst worden voor alle verdiensten van deze roman. De lezer kan zich evenwel de vraag stellen: Hoe kwam Daisne tot het schrijven van zo'n sterk realistische roman? Nochtans wie van dichtbij de evolutie van Daisne gevolgd heeft wist dat hij eens komen moest tot een eigenaardig, mogelijks deprimerend realisme. | |
[pagina 58]
| |
Ten eerste was daar de krachtige drang van Daisne om zich steeds te vernieuwen, om steeds een andere vorm te geven aan zijn innerlijk leven. Daisne beoefende alle genres van de litteraire schepping: poëzie, roman, essay, novelle en laatst nog het kortverhaal in zijn ‘Schimmen om een Schemerlamp’, zodat kon verwacht worden dat hij zich nu in een reeds beproefd genre zou vernieuwen. Deze vernieuwing kwam dan in de roman door het uitbreiden van de psychologische en philosophische analyse en ipso facto door het beklemtonen van het reëel component. Een tweede en sterkere aanwijzing konden wij evenwel vinden in het toneel-oeuvre van Daisne. Vooral in ‘Veva’, een stuk uit de toneeltrilogie ‘De Liefde is een Schepping van Vergoding’, kon dit duidelijk voor- en aangevoeld worden aangezien de auteur meer en meer teruggreep naar realistische feiten en minder vluchtte in de regionen van de droom. Uit de evolutie van Daisne's werk blijkt eens te meer hoe ernstig de Gentse romancier zijn kunstenaarschap opneemt. Hij maakt het zich niet gemakkelijk en zij die steeds klaar staan om hem te verguizen zullen eens te meer verstomd staan over de resultaten van waarachtig kunstenaarschap en onverpoosd werken. Waar vroeger nog betwisting mogelijk was over het formaat van Daisne's productie, meen ik dat nu iedereen accoord zal gaan om te erkennen dat deze roman onbetwistbaar de internationale allure heeft. Ikzelf zou zelfs niet aarzelen de knappe zielsanalyse die ‘De Man die zijn Haar kort liet knippen’ is, naast deze van Dostojevski te stellen. Uitweiden over de vele voortreffelijke eigenschappen van deze roman zou me zeker te ver voeren. Laat ik enkel even wijzen op de buitengewoon originele psychologische typering der personages; op de meesterlijke stijl, aangepast aan het onevenwichtig type dat zijn leven verhaalt; op de soepele en gesty-leerde taal en op de weergaloos knappe constructie van deze roman. Het verhaal zelf kan als volgt worden samengevat: Miereveld (What's in a name?), advokaat, vertelt ons zijn leven. Toevallig werd hij lesgever aan een meisjesschool, in vervanging van Brantink, een rechter, die zg. te veel werk heeft en moet verzaken aan zijn leraarschap. Miereveld geraakt hopeloos verliefd op één van zijn leerlingen, Fran, die hij als een idool gaat aanbidden. Doch bij het einde van het schooljaar verlaat deze laatste de school zonder zelfs notitie genomen te hebben van Miereveld. | |
[pagina 59]
| |
Miereveld die reeds gehuwd is bij de kennismaking met Fran blijft deze steeds geestelijk verafgoden. Zijn brein wordt letterlijk vertroebeld door haar beeld, terwijl zijn onrustige geest hem meer en meer naar de zelfkant van het leven voert. Miereveld gaat ten onder aan zijn ziekelijk uitrafelen van zijn eigen persoonlijkheid. Hij wordt râté en moet zich ten slotte tevreden stellen met een betrekking als klerk op het gerechtshof. Tien jaar later, na het bijwonen van een lijkschouwing, die hem tot in het diepst van zijn ziel heeft geschokt, ontmoet hij Fran terug in een hotel. 's Avonds ontmoeten ze elkaar op haar kamer. Doch na een zeer oprecht gesprek (een unicum van psychologische analyse) blijkt hoe het idool Frannetje slechts een zich in de liefde uitlevende vrouw is. In korte flitsen wordt via het uitwisselen van herinneringen en souvenirs met één slag de illusie van Miereveld verbrijzeld. Door vrij mysterieuze impulsen gedreven grijpt hij plots het wapen dat Fran voor hem heeft neergelegd en doodt haar (of althans tracht haar te doden). Volgt dan in snel tempo de rechtzitting en veroordeling van Miereveld die ontoerekenbaar wordt verklaard. Totdaar in zeer brede trekken het eigenlijk verhaal, dat op zich zelf reeds oorspronkelijk is, doch zijn originaliteit vooral dankt aan de meesterlijke bewerking van Daisne, die, zoals trouwens in al zijn werken, oneindig diep in de menselijke ziel is doorgedrongen. Het is vooral door deze penetratie, samen met de verrassende - ik zou bijna willen schrijven Daisniaanso - vondsten en mierige détails die wij in deze roman vinden dat dit psychologisch verhaal zo'n aangrijpend reliëf kreeg. In het opdiepen van die ontelbare détails schuilt de voornaamste verdienste van Daisne. Hier evenwel ligt tevens het kruid dat aanleiding gaf tot betwisting en misverstand. Inderdaad, vele critici lieten zich vangen aan die kleine bijzonderheden door de voornaamste eigenschap van dit werk als een gebrek aan bondigheid en zin voor synthese voor te stellen. Zij verloren evenwel uit het oog dat het uitrafelen van deze détails juist de essentie is van de onevenwichtigheid van de hoofdpersoon, die de futielste zaken combineert in zijn tot de kleinste cel doorgedreven zielsanalyse. Het zou gevaarlijk kunnen worden te wijzen op de algemeen-menselijke facetten die ik terugvind in de hoofdpersoon, al moet het mij van het hart dat deze ontroerende biecht de geëxalteerde biecht is van de râté die wij allen immers gedeeltelijk zijn. Daisne heeft vele schijnbaar onbenullige feiten uit ons aller dagelijkse leven griezelig overdreven, zodat zijn personage | |
[pagina 60]
| |
een monster van onevenwichtigheid werd - dat het trouwens moest worden - maar waarvoor wij ten slotte een zekere genegenheid gaan gevoelen, juist om die kleine - o zo kleine - gelijkenissen. En ik schrijf dit zonder achterbakse bedoelingen, want juist deze kleine détails hebben mij voor het boek gewonnen, al verkies ik after all het ‘wolkendek’ van Daisne.
Rik Lanckrock |
|