ik kan beter schelden dan gij (hetgeen hij metterdaad bewijst). Dat men met zulke dialectiek inderdaad op de vogelenmarkt meer succes kan oogsten, wil ik niet in twijfel trekken.
Ook de gemoedelijke Basiel de Craene ontsnapt niet aan de furia van deze nieuwe beeldenstormers. Merendree is slechts geparlesant, mijne heren, geroezemoes, een zomer fait-divers, een dorpskermis, maar (hier spreekt men luider) géén stimulans, géén steekspel, géén durf, (hier begint men luid te roepen) géén bouwsteen, géén beweging, (bulderen!!!) GEEN IDEE.’ Dat alles gedrukt met grote toevoer van vette letters en vette drukletters. Getekend Hendrik Storm. Geen storm, quoi. Allons, Basiel, laat Uw kleed wapperen in de wind, maak van Uw Arcadia een verzamelplaats voor nieuwe kruisvaarders, maar zie goed toe met wie ge vertrekt, dat ge niet vaart als destijds Pieter de Eremijt met de kinderen.
En zo gaat het verder. Tot zelfs Sirius van ‘De Standaard’ moet het ontgelden. Wie had zoiets durven dromen! ‘Een journalistieke platbroekerij, een normenloze kritiek’ heet het. En weet ge wel waarom? Omdat hij in een critiek over Lampo De Pillecyn niet noemt. Op de eerste bz. van De Standaard ijvert men voor rechtsherstel voor de incivieken, doch op de laatste verzwijgt men een ‘eersterangsfiguur’ als De Pillecyn, omdat hij zwart is.
De jongens van ‘Het Daghet’, deze ‘adolescenten’ gaan al evenmin vrij uit. Want ook hier ontbreekt de IDEE en de Tara-boem. En al zulke onzin.
Voor mij was het tijd om te vertrekken. Het laatste wat ik zag, was dat ‘Nieuwe Stemmen’ in hoogst eigen persoon niet gespaard werd, en een ‘patronageblad’ genoemd werd, doch in een ultieme ‘flits’ bemerkte ik dat dit détail voorkwam onder de rubriek ‘Vrije Tribuun’, zodat de redactie van Golfslag hiervoor misschien niet aansprakelijk kan gesteld worden. Ze kan er nog spijt van hebben. De mensen die mij de Bibliotheek zagen uitstappen moeten zeker gedacht hebben, te oordelen naar mijn joviaal gelaat, dat ik zoëven zéér goed nieuws had ontvangen.
Ik weet niet of de andere nrs. van dit kalieber zijn, ik deed maar een steekproef, een ondeugende misschien, ik geef het toe, en ik veronderstel dat in de hoofdartikels ook wat goeds te vinden is,. Doch wat ik zag spreekt boekdelen voor de geest waardoor de Golfslag-ploeg zich bezield voelt. Wie bij elke gelegenheid, bij alle weer en wind roept: hou de dief, wie zich door iedereen op elk ogenblik van de dag aangevallen gelooft en wild en blind-fanatisch, en daarbij hulpeloos, in het ronde molenwiekt (...en in het ijle) maakt zich nodeloos en hopeloos be-