Arsenaal. Jaargang 4(1948)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ontgraving, Oostende 1940 Aan mijn gesneuvelden strijdmakker, Norbert. Verbraeken. Toen ik je zag, zes maanden na jouw fellen dood, door wormen aangevreten, heb ik het plots en klaar geweten, dat ook die dag van stinkend rotten, mauvig-rood, mijn vlees wordt toegemeten, - En allen zullen mij vergeten. Jouw frisse lijf was nog een vormeloze klomp, bebloed in 't dodenlaken. Jouw ogen zwommen in dik water, verdoft en stijf. Ellendig is zo 'n vuile stomp, waaraan geen hand durft raken. - Een mens? Word ik hetzelfde later? De dood is zacht; een trouwe vrouw voor d'eeuwigheid. Ik heb U, vriend, gevonden en met m'n bloedbesmeurde handen, zo, zonder klacht, U weer in haren schoot geleid. De pijn van deze stonden, zal zij m'n dodenvrees verbranden? Frank Van Herendael Vorige Volgende