tussen 9 uur en 9,15 uur. Ik sprak met de neef, de tuinman (die men inmiddels had opgebeld), de geburen, de dokter, deed zelf een laatste lijkschouwing en sloot me op in de kamer van Mr. Rug, de neef... Van Mr. Acket bedoelt U zeker? wierp ik op. Maar mijn vriend scheen niet te luisteren. En...? zei mijn vrouw. Well, zei onze gast, Mr. Rug bekende een uur later. Hij had de fiets van de tuinman ontleend (herinner u dat de man afwezig was en dit dus niet wist), was ermee gereden naar de villa der Lanners, (het was Winter en vroeg donker) en had de fiets daar dichtbij in een bosje verstopt. Om 9 uur stapte hij de villa uit, nam de fiets, kwam om 9,15 uur bij zijn oom, dank zij de lichtverduistering zag niemand hem, doodde, stelde de fiets in het schuurtje en holde nu naar Jiminy's Bar, waar hij om 9,20 uur, het uur dat hij er moest aankomen, traag kwam binnengeslenterd.
Onze gast stond op om te vertrekken. Beste vriend, zei ik, het voornaamste vertelde u niet. Hoe kwam u aan die plotse bekentenis? Waar blijft u nu met uw methode? Ik werd een weinig wrevelig. Hield hij ons voor de gek? Mijn vrouw zweeg.
Kijk, zei hij, oom Acket hield de linkerhand toe. Ik opende die, in bijzijn van Mr. Rug, en vond een knop. Die knop ontbrak aan de jas van de neef. Mijn vrouw lachte. Maar ik niet. Ik ben een nuchter mens. En antwoordde, misschien ietwat koeltjes-onvriendelijk: Ja, maar daarvoor hoefde ge u niet op te sluiten en zo gewichtig te doen. Ieder gewoon politiebeambte zou dit gemerkt hebben. U hoefde daarvoor niet het karakter van ‘neef Rug’ te bestuderen.
Denkt u dat? lachte hij in de gang. (Ik had reeds enkele malen naar de deur getast). Luister, zei hij. Ik wàs dertig minuten bij Rug: ik las zijn brieven, rookte zijn sigaretten, studeerde zijn schrift, snuisterde in zijn kleerkast en zocht in zijn bibliotheek. Hij was een dromer én een cynicus, en dat zijn juist de gevaarlijkste mensen. Zijn boekerij bestond uitsluitend uit detectiveromans. De knop had ik gevonden in de gang en duwde deze in de gesloten vuist van Mr. Acket. Neef Rug had ‘zeer goede’ detectiveromans gelezen en zou geloven...
Ik opende de deur.
Toen ik terug binnenkwam, lachte mijn vrouw hartelijk. Plots wees ze plechtig naar mijn boekenkast en zei: Zeg mij, wat gij leest... (ik zuchtte) en ik zal zeggen of gij een moordenaar zijt!
Karel Haerens