Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Dichter op het Forum? Door sommigen verguisd, door anderen geprezen, kan ik van dichten en van zingen niet genezen. Al dicht ik voor mezelf en niet voor de eeuwigheid, belijdenislyriek is, schijnt het, uit den tijd - dat eeuwig biechten is niet langer aan te horen - en het zou passen diepre bronnen aan te boren. Want ook de dichter moet een kind zijn van zijn tijd. Hij moet getuigen met de zelfde noeste vlijt, die hem steeds noopte 't eigen wezen uit te raaflen. Men eist van hem dat hij zal springen op de taaflen om met verbeten stem te vechten voor welk recht, waar men het weder knevelt en aan banden legt. Zijn kleine zelfzucht en zijn opgeschroefde noden zijn te gering en te beperkt. Hem wordt geboden zijn klare stem te mengen met het hees gehuil der wolven die met wijden hongerigen muil elkaar naar 't leven staan in naam van valse idolen, terwijl de menners, buiten schot en sluw verscholen, reeds dobblen om den buit, den inzet van den strijd. Komaan, Poëet, vergeet uw lied van eeuwigheid, laat de verlatenheid van uw ivoren toren en meng uw stem met deze van de helse koren. Maurits De Doncker. Vorige Volgende