Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende O Dood, Gewiekste Ellendeling In 't huis, m'n goede eigen huis, vanwaar ik dezen morgen ging, - de luiken waren nog geloken - lag duisternis van leed en zorgen. In 't ander huis, m'n vaderhuis, waarover ik zo dikwijls zing, lag alle levensvreugd gebroken. Wat zal het heden zijn, en morgen? Want hier en daar, dees duistren nacht, bespringt de Dood, ellendeling, de vreugdeschimmen van m'n vrede, en zal met koele handen worgen. Waar moet ik heen, o Dood, vannacht, uit dezen dubblen dodenkring, die cirkelt rond dees beide steden? In eigen vlees zit gij geborgen. o Dood, gewiekste ellendeling, hoe weeft ge rond den sterveling - want sterven we niet alle stonden? - uw beverige vrezezorgen tot aaklig-aardse monsterding, met steeds herhaald'herinnering aan uwe aanwezigheid gebonden, als schakel van vandaag op morgen. FRANK VAN HERENDAEL Vorige Volgende