Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Dierentuin Een dierentuin is een tuin vol dieren, Wilde en tamme, leeuwen en mieren. Er zijn er die zwemmen, vliegen of loopen, Goudvisschen, kraaien en antilopen. Men kan ze 'r aanschouwen in levenden staat, Bijna als 't in de natuur toegaat. De menschen komen hen druk bekijken, Ouden en jongen, armen en rijken. Ze komen om er zich wat te amuzeeren, Of van die beesten wellicht iets te leeren: Hoe we zelf, in stokoude tijden eens waren, En nu, met beschaving en zoo, zijn gevaren. En menigeen die hen aandachtig beschouwt, Bekent met een zucht: ‘'t Heeft ons bitter berouwd! [pagina 136] [p. 136] Waren we eenvoudig en stil blijven leven, Zooals ons 't bestaan hier op aard' werd gegeven, Zonder te veel te zoeken of vragen, We zouden nu minder hebben te klagen. Was 't Buffon niet die zei: ‘Verjaag de natuur, In galop keert ze weer en kiest zelf haar uur?’ Zoo laat ons nog dikwijls bij kemels en apen, Een beetje weemoedige wijsheid gaan rapen, Dan dragen wij sober en needrig ons lot, Een mensch maar te zijn, geen dier of geen god. FRANS DE WILDE Vorige Volgende