macht is, langs achter, ongeweten te vellen (bijna zonder haat, in de ban van een idee fixe) dan verliest het helemaal het aureool van heldhaftigheid of grootsheid! Men kan nu menen dat met open kaart spelen versleten gebruiken zijn; dat sluipmoord waarbij satanisch gelachen wordt ‘ik heb je gekregen, hé schoelje’ hoger is aan te slaan, soit, maar van zulke satanische lach horen we zelfs niets. Zo wordt dit koel berekende, operatieachtige (chirurgenwerk) nuchtere neerkogelen zo banaal dat men niet eens ijst! Ik zou A. de lezing van ‘De Vriendt kehrt Heim’ van Arnold Zweig willen aanraden. Daar staat ook iemand tegenover de laffe moordenaar van zijn betreurde vriend, klaar hem neer te schieten. Maar daar heeft een uitspraak plaats. Ter vergelijking, om te laten zien wat hoogte daar bereikt wordt haal ik ze even aan (ik vertaal: de moordenaar spreekt eerst)
- Een deel der openbare mening gelooft in dit, een andere aan het tegendeel. Wie heeft gelijk: Waar ter wereld is er nog een ongekompromitteerd deel dat rechter zou kunnen zijn, een Zedelijke Macht?’
- U hebt het vraagstuk van onze tijd daar juist geraakt, zei Irmin, maar u ziet iets over 't hoofd. Na een zekere tijd verwerkelijkt alles zich.’
- Ja, alles verwerkelijkt zich, zelfs wat vals is. Overal om ons zien wij dat de Macht het Recht is. En dan spreekt men van moraal!’
- Het Absolute heeft het in onze dagen moeilijk... Maar u vergeet iets dat waarlijk absoluut is: de wil van een mens die van iets overtuigd is.
- Ja, en u wilt dan doen wat hij gedaan heeft: een moord begaan, en nogal een niet politieke moord!
- U stelt een man die recht zoekt dus op dezelfde lijn als iemand die zich heeft laten misleiden met slogans en politieke driften?
- Rechters, recht! De massa's oordelen, zijn in dienst van de klassenstrijd, het bestrijden van de vijand van hun groepering. De zucht te straffen schijnt uit te gaan van een bittere dorst naar wraak.
Hoewel woedend, Irmin laat de moordenaar gaan. Het is niet met de moordenaar te straffen dat De Vriendt weer levend wordt... Hij denkt: ‘We zullen U niet vervolgen, mijn jonge vriend, maar u zult uw gerechte straf niet ontlopen, al was het de dag van uw dood, door uw eigen geweten.’
Ik weet met het aanhalen van dit fragment tekort gedaan te hebben aan het werk van Zweig. Het komt maar eerst tot zijn recht in verband met het geheel. Maar mede in herinnering aan deze uitspraak tussen de ‘wreker’ en de achterhaalde schuldige,