Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gij zijt het Doel Aan Remi Boeckaert. Nu 'k in de avond sta voor 't storten van Uw baren voel ik U weer nabij, in mij en overal, het dreunen van de zee omvat mijn biddend staren en voert me zinderend mee in d'afgrond van 't heelal. Doch wie Gij zijt of wat, veelvuldig en verholen omhult Gij koninklijk in tijdeloze nacht naar Uw verspreide kern zullen wij eeuwig dolen, Uw grondeloos Gelaat ontsnapt aan onze macht. Maar soms gebeurt het wel dat Gij U laat bewegen en dat in d'eenzaamheid Uw adem ons beroert, dan kwijnt de wereld weg en gloeien wij U tegen van Uw vermeend bezit doorhuiverd en vervoerd. [pagina 97] [p. 97] Maar even vlug verzwindt langs onnaspeurbre wegen Uw koestering en laat ons leeg en grijpend na, dan dolen wij weer rond, verweesd van Uwe zegen totdat ons weer verrukt een volgende gena. En zo van spiegeling tot spiegeling gedreven verzanden wij verblind en roepen nog Uw naam want één is met ons bloed en onze ziel doorweven: Gij zijt het doel, o God, op U moeten wij aan. En of Gij vader zijt, of vreemd in andre sferen, of één met ons vervloeit en wij met U in 't al, misschien vernemen wij 't, als wij genoeg begeren wanneer de dood ons heft uit dit betraande dal. Doch wie of wat Gij zijt, veelvuldig en verholen en koninklijk omhuld in tijdeloze nacht, Gij zijt het enig doel van ons vereenzaamd dolen van d'aarde en de zee en alle sterrenpracht. ERIK VAN RUYSBEEK Vorige Volgende