Arsenaal. Jaargang 3(1947)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lied in Majeur Voor Juliaan. Ik weet mezelf ontwricht en hopeloos verloren, in dezen kreits van drift die mij gevangen houdt. Een wulpsch begeeren komt m'n denken telkens sloren, en 'k word ontgoocheld, snel reeds voor m'n jaren oud. En elke nieuwe dag komt als een vloek me tegen, verbrokkelt kalm en hard m'n laatste droomen stuk. En wat ik torsen moet begint als kwik te wegen, al zijn het ruines slechts van ingestort geluk. En hàten kan ik niet, of 'k moet mezelve hàten, want 'k heb m'n wil in 't geile kwaad reeds lang verwend. Voor kanker kan de sterkste medicijn niet baten, men kan zijn hart niet mennen als men paarden ment. En toch kan ik mezelf nog niet gewonnen geven, want iemand heeft me stil haar hart verpand. Ik wil niet voor mezelf maar ook voor andren leven, en dààrom vecht ik voort en houd ik stand. MAURICE VAN CRAEYVELT. Vorige Volgende