half jaar, hoop en al, in dat huis kan volhouden. Maar dat is achterklap van jaloersche buurvrouwen en dus uit ter aard geen onpartijdige uitspraak. Madame houdt van variatie en is daarenboven van meening dat een langdurigen omgang tusschen meesters en onderhoorigen aanleiding zou geven tot een misplaatste vertrouwelijkheid. Dat is de eenige reden en wie het anders zegt liegt. Er zijn trouwens uitzonderingen die deze laaghartige aantijging in de kiem smoren.
Hortense, het kamermeisje kan zich beroemen op drie jaren en zoowat zeven maanden onafgebroken dienst. Zij is een wees. Den dag dat madame haar van de straat heeft opgeraapt waren de kleeren aan haar lijf haar eenigste bezit. Zij heeft vroeger werkelijk honger geleden en daarom weet zij de weelde in dit huis dankbaar te waardeeren. Madame is zeer gehecht aan haar kamermeisje. Zij is de eenige in haar onmiddellijke omgeving die haar als vrouw begrijpt, want ook Hortense heeft veel liefgehad en werd veel bedrogen. Af en toe heeft madame behoefte aan een ontlasting van haar gemoed. Hortense weet meer dan de anderen en daarom geniet zij verschillende voordeelen. Zij mag bijvoorbeeld boeken lezen 's avonds in haar bed en aan het achterpoortje staan vrijen als zij daar zin in heeft.
Ook voor den chauffeur dient voorbehoud gemaakt. Onafgezien van het feit dat hij naar knoflook riekt en wel overwogen dat hij zich nogal dikwijls bedrinkt kan hij toch bezwaarlijk ontslagen worden vermits hij madame af en toe in donkere nachten naar plaatsen voert die liefst niet ruchtbaar worden gemaakt. Zoolang die chauffeur zijn mond houdt is zijn bestaan verzekerd.
Behalve Hortense en de chauffeur lijden de meeste ondergeschikten aan korten adem. Er komt altijd wat in den weg. De ééne heeft last van een ongezonde maag en kan het zware voedsel niet verteren; de andere verhuist plotseling naar Aarlen of Oostende, zoo ver mogelijk van hier; daar zijn er die vlakaf ‘foert’ zeggen en de voorlaatste hovenier is op een avond in het begin van de maand met al het gereedschap spoorloos verdwenen.
Maar de wijde wereld is vol van menschen die van hier naar daar zwerven en zich ingraven waar zij een gat vinden. Zoo komen er in de plaats van degenen die hun kansen elders gaan beproeven steeds weer nieuwe kandidaten met een beetje minder ervaring en een beetje meer illuzies. Na zes maanden, hoop en al, hebben ook dezen aan het ééne wat gewonnen en aan het andere wat verloren. Dat is de gang van het leven. Verlangens, ontgoochelingen, hoop en vertwijfeling, al wat van de menschen is draait verloren in een kringloop. Mijnheer Duchesne noemt dat in geleerde termen: ‘perpetuo mobile’.
Tusschen al deze menschen die mekaar den duivel op het