‘De Vrije Katheder’
De Generaal Innoveert.
Fantasie
Het zal er hard toegaan!, zei de Generaal terwijl hij zich gereed maakte om aan 't hoofd van zijn leger ten oorlog te gaan.
- Dat zal weer wel!, mopperde zijn vrouw. ‘Men oorlogt niet om elkaar de loef af te steken in menselijkheid.’
- Wat nu weer? Hang nu de Bertha von Suttner niet uit, lieve!... Als je ongerust bent over m'n lot, denk dan maar dat wat God bewaard, wel bewaard is.
- Wat zou ik me ongerust over je maken? Je bent generaal en geen soldaat, en generalen sneuvelen niet met duizendtallen tegelijk.
- Je leest werkelijk te veel pacifistische pamfletten, kindje!
- Ik denk aan die duizenden. Hoe moet God die allemaal bewaren tegen de kogels, granaten en bommen? Of bewaart hij die niet om het jullie mogelijk te maken je veldslag te hebben?
- Kindje toch! Je denkt te veel! Dat is niet gezond in oorlogstijd, bedenk het. Overigens, zou jij soms een oorlog gevoerd willen zien met zachtheid?
- Ik wens helemaal geen oorlog gevoerd te zien. Maar als het met zachtheid kon, dan zou m'n vrouwenhart er niet zo tegen in opstand komen.
De generaal gaf zijn jonge vrouw een tikje tegen de wang, lachend om de nonsens van een met zachtheid gevoerde oorlog.
Na van zijn gade afscheid te hebben genomen meende de generaal dit gesprek vergeten. Maar het idee dook gedurig terug op, het had bezit van hem genomen en toen hij op 't slagveld de schone jongelingschap die hem als materiaal ter beschikking gesteld was schouwde, kwam de begeerte in hem op die levens te sparen.
Hij noodde de generaal der vijandelijke troepen in zijn tent en sprak hem als volgt toe:
- Evenals u beschik ik over een machtig leger, stapels projectielen en geperfectionneerde tuigen om ze af te schieten. Ook de kennis me van een en ander te bedienen, bezit ik. Daarin zijn we gelijk. We hebben dus gelijke kansen. Iets is er dat de een tot overwinnaar, de ander tot overwonnene maakt, en dit iets hangt niet van ons af: ons krijgsgeluk.