De Zaterdagnamiddag werden twee lezingen gehouden. Lampo handelde over het incubatieproces van de roman en Walschap ever de inmenging van de auteur in zijn werk. De eerste: doodernstig en systematisch analyserend, de tweede: eenvoudig en zakelijk, regelrecht op het onderwerp af en vooral menselijk.
‘Na een lange poos werd er gehouden een banket,
maar 't hoofd van ‘Camille’ werd niet op de tafel gezet.’
In de loop van de Zondagvoormiddag voerden twee Hollandse dames het woord. Mevr. Mia Meeus-Verwey, dochter van Albert Verwey, sprak ons timide als een nonnetje over de vriendschappelijke betrekkingen tussen Vermeylen en haar vader. In elk geval interessanter dan de mémoires die Mevr. Van de Woestijne aan haar man wijdde.
De romanschrijfster Emmy van Lokhorst, die ons als een theater- of een filmactrice voorkwam, gat enkele inslaande losse gedachten over de rol van de tijd in de roman. 's Namiddags onderhield de blosende troubadour Fernand Victor Toussaint van Boelaere ons een uur lang over de grenzen tussen het kort-verhaal en de roman. Het afbakenen van de grenzen duurde echter slechts enkele ogenblikken. Intussen was Streuvels binnengewipt en werd hij door handtekeningenjagers bestormd. Stijn miek een kort gebaar van......, maar ontfermde zich ten slotte over zijn vrouwelijke aanbidders.
De laatste spreekbeurt werd gehouden door Karel Jonckheere. (Een opluchting na de lange vespers van Toussaint.) Jonckheere schetste de ontwikkeling van de Zuid-Amerikaanse roman op een eenvoudige, meeslepede manier. Ketterijen zal hij wellicht niet verkocht hebben, want de Zuid-Amerikaanse schrijver die hem vergezelde (zijn naam zijn wij vergeten) knikte steeds instemmend alsof hij voor de gelegenheid Nederlands verstond.
In het hotel waren tevens doeken tentoongesteld van Binus van den Abeele, vader van Hugo - het eigenlijke trekpaard van het week-end - die volgens Jan Schepens over drie titels beschikt: 1) zoon van zijn vader Binus, 2) gemeentesecretaris van St. Martens-Latem. 3) ereburger der stad Deinze. - Gustaaf Van rle Woestijne, Dessenis, Valerius de Saedeleer, Baron Minne, Permeke, Gust de Smet en Fritz van den Berghe. Van deze laatste vooraanstaande expressionisten had men echter een keuze gedaan uit hun nog impressionistische periode. Als tijdsdocument en als toonbeeld van ‘hoe men evolueren kan’ waren deze dan ook interessant.