nog niet voor het eigenlijke Nationaal Tooneel, maar wel voor een ensemble, dat zoowat overal voorstellingen zal geven. Een gelukkige oplossing kunnen wij zulks niet noemen en de tooneelliefhebbers uit het Gentsche zullen het weldra ondervinden. Immers, hoe zal het Antwerpsche tooneelgezelschap, dat nu reeds twee officieele schouwburgen te bespelen heeft; het klaar spinnen degelijk werk te leveren, wanneer het op den koop toe als Nationaal Tooneel wordt gebruikt?
Dit is reeds een eerste verkeerde stap. Want is het idee een Nationaal Tooneel te vormen zeker te verdedigen, alles hangt af van de UITVOERING van het idee.
Het eigenlijke Nationaal Tooneel dat nu geboren wordt zal niet sterven omdat het door belangrijke staatssubsides in leven moet worden gehouden. We betwijfelen sterk of de zaak aldus opgevat acteurs en publiek zal ten goede komen. Het doorsneepubliek, dat nu reeds in den Gentschen K.N.S. bvb. zijn misnoegdheid toont óf omdat het zijn lievelingsacteurs niet meer ziet optreden óf omdat deze - te recht of ten onrechte - op het achterplan worden geschoven, zal er zeker niet erg mee ingenomen zijn en de meer ontwikkelden zullen van een cultuurinstelling als het Nationaal Tooneel prestaties eischen, die door gemis aan studie en scholing niet zullen kunnen verwezenlijkt worden.
Nationaal Tooneel: goed en wel! Ik ben de eerste om te zeggen: het moet er zijn! Doch voor alles dient men het oogenblik te kiezen. En het oogenblik is nog niet gekomen. Had men het Nationaal Tooneel beschouwd zooals men het ontstaan van een kultureele instelling beschouwen moet nl. idealistisch, had men zich stil en onverdroten aan den arbeid gezet met enkel het artistiek resultaat voor oogen, dan ware zeker iets grootsch, iets opmerkenswaardig tot stand gekomen.
Nu ziet men het verteren der centen, nu springt men in den wagen omdat hij rijdt en men per sé wil meerijden; men is opportunistisch, men wil het Nationaal Tooneel NU, omdat men financieel de kans klaar ziet; dus het Nationaal Tooneel komt er, maar of het werkelijk zal beantwoorden aan zijn doel, daar sta ik erg sceptisch tegenover.’
Dit interview werd afgenomen vóór het Nationaal Tooneel van wal stak.
In September j.l. vroeg ik Van Vlaenderen of hij niets meer aan zijn verklaringen had te wijzigen of toe te voegen.
Zijn antwoord luidde nagenoeg als volgt: