Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De hedonist spreekt. M'n schone dromen zijn door wijsheid stukgeslagen. Nu spot ik met de pijn der bange levensvragen. Ik heb een hond, een huis, een vrouw, gezonde kindren. Ik ben kontent, haast kuis, en niemand zal verhindren, dat ik een liedje zing, als 't regent zit te fluiten of een herinnering vertel aan mijn kornuiten. Ik heb gedweept, gehoopt, gewonnen en verloren, mijn zinnen afgestroopt in 't goddelijke koren, ik deed het goed, het kwaad, berouw en nieuw begeren, maar 't heeft me nooit geschaad van elke mens te leren. Dit is mijn evenwicht: een kwinkslag, aforismen voor de andren, een gedicht, wat veerkracht, vitalisme, een joviale vriend, geen materiële zorgen, een romer wijn en blind vertrouwen elke morgen. Met mijn filozofie kan er niet veel gebeuren, ik walg van mensen, die zo vlug hun kleren scheuren. [pagina 342] [p. 342] Wanneer de dood ons haalt, Is 't uit met de komedie, maar of je daarom maalt of zoekt naar een remedie, het baat je niets. Daarom is 't beter profiteren en Breero vind ik dom met zijn ‘Het kan verkeren’. Wee hem, die me verwijst naar hoger idealen, daar ben ik aan gespijsd tot walgens toe en dalen gaat lichter dan omhoog. Ik steun wel 't alpinisme van op een klein verhoog, maar 'k zweer op 't hedonisme. Er is geen strijd in mij, geen lijden en geen vreugde, zo ben ik mens en vrij van zonden en van deugden. - En... dat ik elke nacht zo wild naar de oude dromen en naar wat warmte tracht, dat zal, bij Teirlinck, nimmer mij nog overkomen. Jan van Elfen. Vorige Volgende