Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ik ben de laatste telg. Ik ben de laatste telg van een vergaan geslacht dat zich maar al te veel aan leed liet welgevallen - mijn lam gelaat staat schreiend schier wanneer het lacht; in plaats van in mineur te zingen moet ik brallen. Wie legde mij te slapen in den klaren nacht? Mijn hoofd ligt volgepropt met feiten en gevallen waarvan geen één zoo dringend op een uitkomst wacht dat ik daarom mijn jeugd met wijsheid zou vergallen. Ik heb ontroering van de Romantiek in pacht, ook ik hoor 's avonds soms een verre horen schallen of in mijn tuin zie ik de maan die op mij lacht, ik zou zoo graag in haar gezicht mijn vuisten ballen. Maar nee, mijn hand moet teeder zijn, mijn oogen zacht en ik moet fraaie verzen schrijven, duizendtallen. Wanneer het herfst wordt zal ik kermen: gouden pracht! en later, met de Lente, heel mijn jeugd vergallen. Maurits Oudewal. Vorige Volgende