Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 247] [p. 247] Optimistisch lied. Ik proef den nieuwen dag, er is niets dat mij stoort. Ik lees mijn krant, ik rook mijn pijp en groet de menschen. 't Gaat goed, ik ben op niets of niemand meer verstoord, En ook voor 't oogenblik ken ik geen nieuwe wenschen. Zoo moest het altijd zijn, 'k gooi alles overboord En laat de burger zorgen voor zijn tafelwijnen. Ik doe geen kwaad, ik heb nog nooit een mensch vermoord, En was het zoo, de zon zou ook voor mij nog schijnen. De burger heeft een huis, een tuin, uitheemsche bloemen, Een vijver en een lustprieel, zelfs tot zijn lof. Ik heb geen dak, kan nog geen boek het mijne noemen, Maar alles, zegt men, zal toch weer vergaan tot stof. Dit is geen moede troost, ik voel me zeer voldaan. Ja, iedereen mag rustig alle goed bezitten. Maar ik ben vrij, wat and'ren doen gaat mij niet aan. En 'k vind het flauw eenieders schatten te bevitten. Hektoor F. De Wolf. Vorige Volgende