‘Litteraire heksenketel’.
Veel en vuil.
De linotypist had bij vergissing van den doorbraven en inzedelijken volksschrijver X gezet, dat hij een ‘vuilschrijver’ was in plaats van een ‘veelschrijver’; en de pen van den corrector was er over heen gegleden. De auteur in kwestie voelde zich terecht beleedigd. In ethisch opzicht had hij gelijk. Maar doordat X zijn talent voor geld had vergooid en verkracht en daardoor van esthetisch standpunt uit, zijn kunst had bevuild en vernederd, blies het listige zetduiveltje niet zonder reden den linotypist deze ‘fout’ in.
Veelschrijvers zijn in dien zin wel vuilschrijvers, dat zij schrijven voor het grauw, het gespuis, het vulgum pecus; we bedoelen daarmee het onverbeterlijke grauw met grauwe hersenen, dat zoowel in paleizen als in sloppen kan worden gevonden. Veelschrijvers schrijven meestal vuil, d.i. slordig en haastig, uit sleur en zonder ziel; hun onbenullig namaakfabricaat, hun boeken zijn grauwe producten op grauw papier gedrukt, grauw en, helaas, even talrijk als de vele grauwe huizen op een troosteloozen wintermorgen.