gepraat. Meer dan een uur, in den regen? Ach! hij mag niet wantrouwig zijn! Lia is eerlijk en heeft hem lief! Met een zalig gevoel slaapt Paul in.
's Anderendaags is hij verkouden. Die natte tocht naar C. heeft het hem gelapt! Hoestend en proestend komt hij naar beneden en kan bijna geen brok eten door de keel krijgen.
Buiten is het een hondenweer. Paul zit met Mevrouw en Lia in de keuken. Lia speelt 'n beetje piano, maar 't gaat niet te best. God! wat is de atmosfeer koud! Paul spant zich in om een gesprek gaande te houden, maar na vijf woorden zegt hij telkens: ‘Atsji’. Hij niest soms zoo geweldig, dat de waterstraaltjes op Mevrouw of op Lia terechtkomen. Indien Mevrouw maar de kamer uitging! Ja toch: ze gaat! Eindelijk, eindelijk alleen!
Als Paul Lia nadert om haar te kussen weert ze hem af. Ze is zoo gauw verkouden, weet je, en vandaag liever niet. Het is erg vriendelijk van hem dat hij gekomen is, maar erg onverstandig. Wat zullen ze op kantoor zeggen? Hoe zal hij zijn afwezigheid verklaren? Trouwens: hij moet weg! Om 11 u. vertrekt de trein naar G. en daarna is er geen meer, en 't is al over tienen.
Ik zal je wat eten meegeven, zegt ze en dan moet ik moeder helpen in de keuken. We hebben een erg vet konijn gehad gisteren en vandaag eten we de rest op. Ik ga het nog eens extra klaar maken: je weet, het is mijn specialiteit...
Ach! konijn! En die verdomde trein rijdt weg om 11 u. Indien hij eens bleef? Maar dat wil Lia niet.
- Om mij mag je geen moeilijkheden hebben! zegt ze.
- Lia, ik wil alle moeilijkheden trotseeren voor jou! Je weet hoe lief... Atsji! Atsji! Atsji!
- Alsjeblief, Paul! Lia wischt zich het gelaat af met haar fijn zakdoekje. Trouwens, laten we het hier niet over hebben!
- Lia, je weet toch!
- Neem niet alles zoo ernstig op, jongen! God! je lijkt bijna dramatisch! En waarom zie je me zoo aan? Wat heb je?
- Niets ik ben verkouden, dat is alles.
Als Paul reisvaardig is, dringt de geur van het gestoofde konijn hem toch in den neus, zijn verkoudheid ten spijt.
Lia gaat dit keer niet mee naar 't station. Ze heef zooveel te doen, zie je, en 't is zoo'n guur weer. Als de postdienst normaal werkt zal ze dadelijk schrijven.
De terugreis verloopt tamelijk vlot en na 5 u. sporen is Paul te G. terug. Hij gaat 's Dinsdags naar 't kantoor, krijgt een fameuzen uitbrander van den baas en hoest en niest dat hooren en zien vergaan. Enkele dagen later werkt de Postdienst min of meer normaal en krijgt hij volgend kort briefje: