sporen van de Rubensiaansche en gezonde overdadigheid van Antwerpen reeds merkbaar zijn. Als mensch is hij wat men een ‘buitengewoon charmant man’ noemt, als schrijver bezit hij al de kenmerken van een letterkundige opvoeding in de schaduw van André Gide en Elie Faure, 't is te zeggen, dat hij evenzeer troebleeren als overstelpen wil.
In de Brusselsche kunstkringen gaat hij door als de mentor van de nieuwe schildersgeneratie. Tijdens den oorlog trachtte hij in een ophefmakend boekje het geslacht, dat nu veertig jaar oud is, als ‘animisten’ te bestempelen, hetgeen hem - niettegenstaande het scepticisme van sommigen - handig schijnt gelukt te zijn.
Onnoodig te zeggen, dat het oordeel over Latem van iemand, die even intiem de strijdmakkers van Constant Permeke als die van War Van Overstraeten en zelfs van Rik Slabbinck kent, buitengewoon kostbaar is en dat zijn boek dan ook op een geweldig succes mag bogen. De eerste aanleiding van dat succes ligt in het feit, dat Paul Haesaerts zijn werk onvoorwaardelijk voor kunstenaars en kunstliefhebbers van dezen tijd geschreven heeft. Hij kijkt niet terug op een voorbije periode, maar staat middenin de huidige schildersomwenteling en schouwt vandaar terug naar wat voorbij is.
Wanneer hij, voor zijn werktafel, over Valerius de Saedeleer uitweidt, hangen zijn blikken nog vol van de beelden die hij op Mahy's of Bonnets atelier aanschouwde! Vandaar de levendigheid, maar ook de partijdigheid van ‘L'Ecole de Laetem Saint Martin’ (uitgave ‘Formes’, Eeredienstenstraat, Brussel). Want niettegenstaande Haesaerts' opzet, dat in een vrij antipathiek voorwoord uiteengezet wordt en waarin de schrijver verklaart, dat hij hoofdzakelijk naar sereniteit heeft gestreefd, schijnen zijn beoordeelingen ons meer dan eens betwijfelbaar. Laat ons onmiddellijk zeggen, dat Paul Haesaerts een duidelijk afbrekende houding tegenover het Vlaamsch expressionisme aanneemt.
De meeste jongeren zullen dat deprecieerend oordeel deelen, zij het dan met uiteenloopende reserves. Ook wij meenen, dat Permeke en zijn makkers hun aanzien meer te danken hebben aan de handigheid van hun verkoopers dan aan hun genialiteit. De meesten waren groote kunstenaars op het gebied der zuivere plastiek, maar nimmer hebben zij de ideologische en wereldverzettende hoogtepunten bereikt, die al te welbespraak-