Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Wanhoop. Die duizend smarten die de mijne zijn, en die ik als een misdaad niet dorst dragen, zijn alle kindren van die eerste pijn: ik durfde 't leven om geluk niet vragen. Mij werd geleerd: men leeft niet voor 't geluk. Er is een God, die zich met offers voedt van geest en ziel, vernietigd - hart en bloed. Toen sloeg ik zelf al 't schoone en groote stuk. De schim van wat niet ééns heeft kunnen zijn en nooit zal worden, foltert mij te diep in alle vezels, die een duivel schiep niet tot genot en vreugd, maar eeuwge pijn. De grootste zonde is aan zich zelf verzaken. Nu reik ik eeuwig, en kan nimmer raken. Lia Roelofs. Vorige Volgende