Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Gebed. M'n God wat zijt Ge wreed. - Ik voel Uw mokerslagen, die bonzen op mijn hart, dat maar niet schreien kan. Ik wil het zwaarste leed in bitter lijden dragen omdat niet schreien wil, het harte van een man. En weenen zal het niet. Al sloeg Uw wreedste wapen de pijnelijkste wond in mijn doorkorven hart. Toch zal ik altijd weer de resten samen rapen en smeden tot het zwaard dat alle hinder tart. Laat mij bij al mijn pijn, de zwaarste vrachten dragen: Bind Gij mijn lippen saam, en slaat mijn oogen blind; laat mij een pelgrim zijn, in ieder uur der dagen, een hart waar liefde in woont heeft steeds den strijd bemind. Kunt Gij nog wreeder slaan? Ruk op, en zwaai Uw roede, en geesel tot de pijn in duizend wonden bijt. Maar wil dan, o mijn God, mijn bitter leed vergoeden met t'schenken van dit hart waarvoor mijn harte lijdt. Karel Dekandelaere. Vorige Volgende