Arsenaal. Jaargang 2(1946)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De weg terug. Elk heeft zijn eigen sfeer, zijn eigen zorgen; elk dubt op 't lot dat 't leven heeft gesteld... en monden spreken woorden over morgen als 't hart een kommer voor vandaag beknelt. Zoo hebben wij, mijn vriend, zeer veel gesproken, elkaar belogen door een wederwoord. Maar wat we zeggen moesten lag gebroken, gebrand, door 't altijd groeiend leed gesmoord. Wij bouwden met die woorden idealen en roskamden 't bestaan van nu tot gruis. Maar ideaal, noch gruis konden vertalen het schroeien van een pijn, een zucht naar huis. Een vrouwenlach, naïeve kinderwoorden: die kleine diamanten van ons hart, en ons verlangen naar de rustig' oorden... Wij hebben 't al door leugen uitgetart. Waarom bevreesd zijn voor wat kleine zonden? Waarom beliegen wat het hart ons dwingt? O vriend, laten we eerlijk, ongebonden het lied vertolken dat het leven zingt! Rik Lanckrock. Vorige Volgende